State of the art klimaattechniek met een Jugendstil-gezicht

Monumenten verduurzamen is zo eenvoudig nog niet. Een bewoner van een honderd jaar oude woning trok zijn eigen plan en pakte het rigoureus aan. De woning kan er weer een eeuw tegenaan en van de ingreep is nauwelijks meer iets te zien. Zo zijn bijvoorbeeld de Jugendstil plafonds weer in ere hersteld.

De website van de Rijksoverheid is duidelijk in de koers. ’De Rijksoverheid wil de CO2-uitstoot verminderen door over te stappen op duurzame energie. Daarom kunt u vanaf 2050 in principe niet meer koken op gas of stoken op aardgas. Dan kan dit alleen nog met duurzame installaties.’ Het is een stevige ambitie, zeker omdat we in ons land niet alleen maar nieuwbouwwoningen hebben die luchtdicht en zonder gasaansluiting zijn gebouwd. Een substantieel deel van de woningvoorraad, bijna 1,5 miljoen, is minstens 75 jaar oud; meer dan de helft daarvan zelfs ouder dan 100 jaar. Hoe verduurzaam je dergelijke bejaarde woningen? Dat was precies de vraag waar de nieuwe eigenaar van een fraai herenhuis uit de jaren twintig van de vorige eeuw tegenaan liep. “Ik wilde deze woning graag verduurzamen. Niet eens zozeer vanwege de doelstellingen van de overheid, maar vooral omdat ik het zelf belangrijk vind, vanwege het milieu. Maar ik kwam erachter dat de meningen er erg over verdeeld zijn wat kan en mag, en dat eigenlijk niemand je precies kan vertellen hoe je zo’n woning van honderd jaar oud moet isoleren en verduurzamen zodat hij aan de wensen en eisen van de hedendaagse tijd voldoet én in goede staat blijft. Ik kreeg bijvoorbeeld adviezen die heel schadelijk zijn voor een huis dat is ooit is gebouwd om op een natuurlijke manier te ventileren en zijn vocht kwijt te kunnen. Vandaar dat ik uiteindelijk heb besloten om het allemaal zelf uit te zoeken en te regelen.”

Heel veel rekenwerk

De eigenaar van de monumentale woning, niet geheel onbekend met bouwen en verbouwen en met installatietechniek, heeft vooral heel veel gerekend. Bijvoorbeeld om te achterhalen waar het dauwpunt komt te liggen als je kiest voor een bepaalde manier van isoleren. “Je hebt hier houten balken die met de kop in de buitenmuur liggen. Die moeten niet gaan rotten omdat jij een isolatiefout maakt”, licht hij toe. “En als je er eenmaal uit bent hoe je gaat isoleren, dan moet je uitvogelen hoe je gaat ventileren, wat de warmtevraag van de woning wordt en wat voor installaties je daar allemaal voor nodig hebt.”
Isoleren van de gevels is gedaan aan de binnenkant, met houtvezelplaten van Pavatex. “Dat is dampopen, er kan dus gewoon nog vochttransport door de muur plaatsvinden”, legt hij uit. “En het draagt eraan bij dat de luchtvochtigheid in huis het hele jaar door zo constant mogelijk blijft. Het is namelijk een capillair actieve isolatie-oplossing, de platen kunnen dus vocht opnemen en weer afgeven.” Op de wanden is wandverwarming aangebracht. Verder zijn de vloeren voorzien van lage temperatuur vloerverwarming.

Goed geïsoleerd, goed geventileerd

Met zo’n ouder huis als dit, is het heel belangrijk om goed te ventileren. Daar is een warmte-terugwin-installatie voor aangelegd. De eigenaar heeft daar zelf met behulp van simulatie- en 3D tekenprogramma’s de nodige berekeningen voor gemaakt en alles uitgetekend. “Ik heb bijvoorbeeld luchtsleuven zo gepositioneerd dat de worp van warme lucht de koudeval bij het raam weghaalt zodat je daar geen condensatie krijgt. En ik heb er ook goed over nagedacht dat ze, waar dat kan, zo min mogelijk in het zicht zitten.”
In feite zijn er drie gescheiden wtw-systemen: eentje voor de slaapkamers, eentje voor de badkamers en eentje voor de woonkamer, eetkamer en keuken. “In de slaapkamer vinden we 16 graden een prima temperatuur, in de woonkamer hebben we het liever een graad of 20, 21. Het zou niet heel efficiënt zijn als je koudere lucht uit de slaapkamer afzuigt en die vervolgens in de woonkamer inblaast waar hij weer naar 21 graden moet worden opgewarmd. Het is immers een warmte-terugwin-installatie, geen koude-terugwin-installatie.”
Bij de compartimentering hoort ook een goede isolatie van de verdiepingsvloeren. Dat is met aerogel gedaan. Die ligt op een klimaatfolie. Op het ultradunne isolatiemateriaal zijn matten met een vloerverwarmingsysteem aangebracht. Vervolgens is er een laag egaline opgekomen en parket. “Voordeel van de aerogel is dat het heel dun is, het totale pakket is nog geen 4 cm. Daarnaast is het ook meteen een heel goede brandscheiding. Niet onbelangrijk want we slapen allemaal boven en er is maar één trap naar beneden.”

Stucplafonds herstellen

Bij de keuze voor actieve houtvezelplaten als capillair actieve binnengevelisolatie had een wandafwerking met leem mooi gepast. Dat sloot echter niet aan bij de uitstraling die de eigenaren voor hun nieuwe woning in gedachten hadden, behang vonden ze daar beter bij passen. En bij die uitstraling hoorde ook de Jugendstil plafonds. Die zaten al van origine in de woning die in die stijlperiode is gebouwd. Voor de enorme verduurzamingsingreep moest echter het huis compleet worden gestript; ook de plafonds zijn verwijderd. “Natuurlijk wilde ik ze wel terug”, zegt de bewoner. “Dergelijke plafonds zijn heel bepalend voor de sfeer, de charme. Als je daar niets mee hebt, moet je zo’n huis niet kopen.” Voor dat heel specialistische stukadoorswerk schakelde hij restauratiestukadoor Rene van Olphen in. “De vraag was of ik álle plafonds in het huis kon doen”, zegt de meesterstukadoor uit Nijverdal. “Dat kan, heb ik gezegd, maar ik wil geen leidingen en sleuven in de plafonds. En dat is prima gelukt, alleen in één van de badkamers zit een ventilatiesleuf in het plafond.”

Uit de rijke Silberling collectie

Volgens oude tekeningen van het huis hadden alle kamers op de verdieping stijlplafonds met lijsten en ornamenten gehad. Het merendeel daarvan had in de loop der jaren echter plaats gemaakt voor schrootjesplafonds, in nog maar één kamer was het originele plafond te vinden. “Dat was een Sliberling plafond”, zegt Van Olphen. “Ik had er mallen van kunnen maken en het ook in de andere kamers terug kunnen brengen maar ze vonden de ornamenten eigenlijk niet zo mooi. In de catalogus vonden ze andere Jugendstil ornamenten die wél naar hun zin waren. We hadden daar de mallen van dus het was geen probleem om het middenornament en de hoekstukken te maken. De lijst kon wel hetzelfde blijven. Ik kon dus een mal van het origineel maken en daarmee nieuwe lijsten trekken.”

Stucanet voor de stevigheid en het beeld

Van Olphen moest de plafonds vrijwel helemaal opnieuw opbouwen. Bij de verbouwing waren ze namelijk tot op de raggels verwijderd. Slechte raggels verving hij door nieuwe, waarna de pleisterdrager kon worden aangebracht. Waar veel stukadoors dat met stucplaten zouden maken, deed Van Olphen dat met stucanet. “Omdat ik dat degelijker vind”, legt hij uit. “Ik breng de stucanet met een overlap van 1,5 maas aan, dan kun je geen scheuren krijgen. Niet dat ik denk dat daar in dit huis met deze klimaatbeheersing veel kans op zou zijn, maar ik kies voor zekerheid. En ik gebruik het ook omdat ik wil dat een leek niet kan zien dat ik zo’n plafond helemaal nieuw heb gemaakt. Met een ondergrond van platen heb je al gauw dat het zó strak en vlak wordt dat je meteen kunt zien dat het niet origineel is.”
Op de laag Stucanet bracht de restauratiestukadoor met Gyproc Excellent een vertinlaag aan. Daarop plaatste hij de sierlijke florale hoekstukken en middenornamenten. In de drie slaapkamers zijn die middenornamenten redelijk forse stukken die uit vier delen bestaan. De ornamenten in de badkamers zijn een stukje kleiner en bestaan uit twee delen. Het aansluitende uitvlakken van het plafond en het pleisteren deed de restauratiestukadoor ook met Excellent. Voor het trekken van de lijsten gebruikte hij een andere gips van Gyproc, de Express.

‘Dondersharde’ kooflijsten

Op de benedenverdieping herstelde Van Olphen de Jugendstilplafonds weer in oude glorie, dus met de originele decoraties. Bij het verwijderen van die plafonds waren de hoek- en tussenstukken en middenornamenten netjes gedemonteerd en bewaard, maar de meesterstukadoor heeft ze niet gebruikt om er mallen en afgietsels van te maken. “Ik werk geregeld met mallen- en ornamentenmaker Oscar Paanen en hij had van deze specifieke Silberling ornamenten de mallen liggen. Dan is het zonde van de tijd om ze zelf te maken. Ik hebben de oude stukken wel bewaard en gerepareerd, zodat ik altijd zelf nog een keer mallen kan maken als dat nodig is.”
Anders dan op de eerste verdieping hadden de plafonds op de begane grond ook nog kooflijsten. Daar heeft Van Olphen wel een stuk van schoongemaakt, gerestaureerd én gekopieerd. “Vierendertig van die stukken heb ik gemaakt. Ze zijn maar 0,8 tot 1 centimeter dik en dat is best kwetsbaar. Daarom heb ik ze gegoten met Calcas 300. Dat is een gips die heel veel kan hebben. Je hoeft er geen gaas in te doen of wat, het wordt echt donders hard!”

Kleurrijk geheel

De Jugendstil plafonds op de begane grond zitten in de woonkamer en keuken, de eetkamer en het kantoor. Opvallend genoeg zijn ze niet wit, in elke kamer zijn ze in een andere kleur gespoten. De plafonds in de woonkamer en keuken zijn creme, in de eetkamer is voor donkerblauw gekozen en in het kantoor voor oudroze. Ook op de verdieping hebben de sierlijke Jugendstil plafonds een kleur gekregen: een is brons, een andere donkergroen en de slaapkamer is kalkwit. De kleurkeuze maakt er ondanks de honderd jaar oude ontwerpstijl een heel eigentijds geheel van. Het slaat een geslaagde brug tussen het historische pand en de uitermate hedendaagse behoefte aan een energiezuinige, gezonde en comfortabele leefomgeving. De nieuwe eigenaar van de woning is er helemaal mee in zijn sas. “Misschien is het niet helemaal volgens de regels van wat je met zo’n oud huis mag doen, maar als je het allemaal volgens die regels doet, dan zou je zo’n huis als dit nooit zo hebben kunnen verduurzamen. We hebben dit huis nu helemaal toekomstbestendig gemaakt én het ziet er vrijwel net zo uit als het was. Het zou toch mooi zijn als meer bewoners van dit soort oude huizen het op zo’n manier zouden kunnen doen? Natuurlijk moet je de investering niet willen terugverdienen. Daar gaat het niet om. Als je er zo naar kijkt dan gebeurt er niets!”

=====

Tekst en fotografie: Klokhuys tekst en foto

De nieuwe Aloysiusschool in Eindhoven is een zeer duurzaam gebouw, zowel door het hergebruik van materialen als door de energiezuinigheid. Belangrijke rol is weggelegd voor het buitengevelisolatiesysteem. Dat zorgt voor een warme schil én een uiterlijk waar de leerlingen zich goed bij voelen.

De Aloysius Stichting verzorgt door het hele land speciaal onderwijs voor zo’n 3500 leerlingen. In Eindhoven had de stichting vier verschillende locaties, twee voor speciaal onderwijs en twee voor speciaal voortgezet onderwijs. Die moesten worden samengevoegd in één nieuw gebouw aan de Avignonlaan. Daar stond al een school, het Stedelijk College Eindhoven, maar dat gebouw was verouderd en niet geschikt voor de specifieke wensen en eisen van het speciaal onderwijs. Slopen en nieuw bouwen dus. Maar dan wel duurzaam, met zoveel mogelijk hergebruik van materialen en volgens de eisen van BENG (Bijna Energie Neutraal Gebouw). De tender die de gemeente Eindhoven hier voor uitschreef, werd gewonnen door Dura Vermeer Bouw Zuid. De aannemer formeerde een bouwteam met ondermeer gebruiker Aloysius Stichting en architectenbureau RoosRos uit Oud-Beijerland.

Lichte oplossing

Het voormalige Stedelijk College leverde aardig wat materialen op die hergebruikt konden worden. Heel praktisch dus dat het nieuwe gebouw op vrijwel dezelfde plek verrees; dat scheelde veel transportbewegingen en uitstoot. Ondermeer staal van het oude staalskelet is hergebruikt in de nieuwe school, net als veel aluminium kozijnen. De schil is wel helemaal nieuw. Die moest écht goed zijn om BENG te kunnen realiseren. Een traditionele schil met spouw en metselwerk was geen optie voor de aannemer. “Dan heb je veel materiaal nodig en dat betekent naast meer gewicht ook meer transport en dus meer uitstoot”, zegt Harm Wingens, bedrijfsleider bij Dura Vermeer Bouw Zuid. “We hebben het licht gehouden met een gevel van kalkzandsteen lijmwanden en een buitengevelisolatiesysteem op basis van eps.” Dura Vermeer koos heel bewust voor een systeem van Alsecco. “We hebben goede ervaringen met ze, en met hun montagepartner TGI. Niet alleen wat betreft de kwaliteit van de systemen, maar ook het samenwerken en meedenken.” Dat was hier belangrijk; er moest in zeer korte tijd worden ontworpen en gebouwd. Daarom werden Alsecco en TGI vroegtijdig bij het proces betrokken, ook omdat architect RoosRos nog niet eerder met deze specifieke leverancier had gewerkt.

Prikkels beperken

Kiezen voor een buitengevelisolatiesysteem is kiezen voor keuzevrijheid, er zijn immers héél veel opties qua uiterlijk. “Meer mogelijkheden betekent ook meer denkwerk”, heeft architect Martijn van Leeuwen gemerkt. “Bouw je traditioneel dan ontwerp je meer vanuit de eigenschap van een materiaal; kies je voor baksteen dan ziet het er altijd uit als baksteen. Nu moesten we, omdat de keuzevrijheid zo groot was, vanuit het gebouw, de omgeving en de eindgebruiker redeneren hoe het er moest komen uit te zien. Beter nadenken dus waaróm je bepaalde keuzes maakt, en dat is leuk.” Die denk-exercitie heeft ondanks alle keuzemogelijkheden, een gebouw met een baksteen uiterlijk opgeleverd. “Dat is voornamelijk vanwege de doelgroep”, legt de architect uit. “Het is een school voor kinderen die vanwege bijvoorbeeld autisme of ADHD op speciaal onderwijs zijn aangewezen. We wilden een uitstraling die ze zo veel mogelijk aan thuis zou doen denken. Baksteen vonden we dan een vanzelfsprekendheid. Nederland is immers een baksteenland.” Naast herkenbaar en huiselijk moest het ook rustig en vriendelijk zijn. “Dus niet allerlei felle kleuren, dat zou teveel prikkels geven en dat moet je met deze kinderen vermijden. Maar we wilden het ook weer niet te eenduidig maken.” Aan de hand van die wensen, foto’s van diverse referentieprojecten en diverse monsterpanelen heeft Alsecco een mengeling van gemêleerde minerale steenstrips in zandkleur, zachtgroen en antraciet grijs gemaakt.

Flinke lappen

Architect Van Leeuwen wilde met houtaccenten bij de hoeken en bij diverse kolommen de gevel wat warmer en vriendelijker maken. Aanvankelijk was het de bedoeling om dat met echt hout te doen. Dat is echter niet verstandig, zeggen Ed Broek en Hens Alkema van TGI. “Hout kun je niet goed verlijmen op eps. Je moet het schroeven maar dat zorgt voor koudebruggen. Je zou dus een ander systeem moeten toepassen als ondergrond voor het hout, bijvoorbeeld regelwerk met isolatiewol, maar dan wordt het heel lastig om de vereiste isolatiewaarde te halen.” Ook de aannemer zag daar weinig heil in. Wingens: “Als je alles met één systeem doet, dan is dat kwalitatief veel beter én het is makkelijker aan te sturen in het proces.” Alsecco maakte speciaal voor dit project minerale steenstrips met een houtstructuur; in natuurlijke bruintinten maar ook in blauw, grijs, geel en groen. De verschillende kleuren geven aan waar de basisschool zit en waar het voortgezet onderwijs. Met lengtes tot 600 mm en breedtes die variëren van 150 tot 200 mm zijn ze groter dan de grijs gemêleerde baksteenstrips. “Dat is tegen het maximale formaat van 600 x 300 millimeter aan”, leggen Alkema en Broek uit. “Qua productie kan het misschien nog wel groter, maar verwerken wordt dan een probleem. De strips zijn flexibel en maar een millimeter of 4 dik. Als ze te groot zijn kun je de strakheid niet waarborgen, net als de 100% verlijming. Je kunt de strips niet meer goed in de lijm drukken. Dan kunnen er luchtbelletjes achter komen en dat komt de hechting niet ten goede.”

Net echt

Alsecco maakte voor het project ook strips met de echte traditionele baksteenlook, bruin en steenachtig dus. Die zijn gebruikt voor de gymzalen; het enige bouwdeel van de oude school dat is blijven staan. De gymzalen zaten deels in dat gebouw, maar toen dat verdween, moesten ze aan een kant een buitengevel krijgen. “We hebben er heel bewust voor gekozen om daar hetzelfde systeem voor te gebruiken als bij de nieuwbouw”, zegt Wingens. “Je kunt daar een heel slanke constructie mee creëren. Dat was nodig want voor een traditionele gevel hadden we qua detaillering geen ruimte.” De nieuwe gevel moest natuurlijk wel op de bestaande gemetselde gevel lijken. Dat is goed gelukt. Het verschil tussen de echte bakstenen en de minerale strips van Alsecco zal maar weinig voorbijgangers opvallen.

Dikker en dunner

Naast minerale steenstrips in diverse uitvoeringen zijn er ook verschillende soorten metselverbanden gebruikt. Zo bevat de gevel diverse vlakken en banden met staand ‘metselwerk’. Daarnaast zijn er terugliggende en uitstekende kaders. De kalkzandsteen ondergrond is echter volledig vlak, de dikteverschillen zijn allemaal met eps gerealiseerd. TGI gebruikte daar twee verschillende soorten isolatieplaten voor. Het merendeel is de Alsitherm EPS 034 Quattro van 170 mm dik. Daarmee is de basis gelegd voor een Rc-waarde van 5,0. Bij de uitstekende delen is de isolatiewaarde iets hoger want daar is een wat dikkere variant van de isolatieplaat aangebracht. Voor de terugliggende delen zette TGI de Alsitherm EPS 032 Carbon in. Die isolatieplaat heeft een hogere isolatiewaarde waardoor hij met minder dikte dezelfde prestaties levert als de 170 mm dikke 034 Quattro.

Doordachte details

Bij en onder het maaiveld verlijmden de monteurs van TGI Sockel- en Perimeter Dämmplatten 035 op de stenen ondergrond. Die platen zijn goed bestand tegen vochtige omstandigheden. Met Armatop MP kregen de drie verschillende plaattypen één en dezelfde spanningsverdelende mortelweefsellaag waarop de minerale steenstrips zijn verlijmd. Om de gevel extra te beschermen, is rondom het gebouw de grondmortel tot drie meter hoog uitgevoerd in het zeer sterke Carbon systeem. De steenstripafwerking loopt door tot in het maaiveld, twee rijtjes diep. Daaronder zorgt een oplosmiddelvrije bitumenlaag ervoor dat het systeem ook onder de grond goed waterdicht is. Langs de gevel zijn grindkoffers en borders met aarde en beplanting aangelegd. Regenwater wordt daardoor gemakkelijk afgevoerd zodat er niet snel plassen tegen de gevel zullen blijven staan. Ze zorgen er ook voor dat er niet te veel druk op het gevelisolatiesysteem wordt uitgeoefend. Slechts op een enkele plek loopt de bestrating wél tot aan de gevel. Risico op schade is ingeperkt door afschot van de gevel af. En hoewel de ondergrondse plaat een harde persing heeft en wel tegen een stootje kan, heeft Dura Vermeer Bouw Zuid het zekere voor het onzekere genomen door een rubberen band tussen bestrating en gevel aan te brengen. “Om de werking van straatwerk tegen de gevel op te vangen en te voorkomen dat de isolatieplaten stuk gedrukt worden”, legt Wingens uit.

Meerwaarde van meedenken

Waar de doorgang naar de gymzalen aansluit op de gevel van de school zelf, is ook zo’n flexibele oplossing getroffen. De gevel van de doorgang bestaat uit sandwichpanelen met een metalen afwerking. Als het warm wordt zet dat metaal uit en dat zou voor druk op het gevelisolatiesysteem zorgen als het daar rechtstreeks op zou aansluiten. Tussen beide bouwdelen zit een spouw die is gevuld met isolatiemateriaal. Een flexibele afdichting zorgt voor een waterdichte afsluiting die beweging in de doorgang kan opvangen. “Doordat Alsecco en TGI vanaf het begin meekeken, konden we tot dergelijke slimme oplossingen komen”, zegt Wingens. “Natuurlijk hebben we als Dura Vermeer Bouw Zuid de nodige ervaring met buitengevelisolatie. Dan weet je waar de kritische punten zitten en waar je aan de voorkant samen met de experts veel aandacht aan moet besteden.” Voor architect Van Leeuwen was het ook een pluspunt dat de leverancier en de afbouwer van het gevelisolatiesysteem als partner bij de vooroverleggen aanwezig waren. “We praten normaal ook wel met die partijen maar bij traditionele projecten weten zij niet zeker of ze het werk krijgen. Daardoor ontwerp je vaak twee keer. Een keer voor het bestek en een tweede keer als een andere uitvoerende partij aanschuift en je dingen kunt gaan aanpassen omdat ze bepaalde zaken anders willen oplossen. Doordat ze nu al vanaf het begin bij het ontwerpen betrokken waren, hadden we daar geen last van. Dat is prettig; als alle problemen getackeld zijn wanneer je daadwerkelijk gaat bouwen, krijg je een vloeiende uitvoering.”

=====

Tekst en fotografie: Klokhuys tekst en foto

 

Houtbouw is de toekomst, is een veel gehoorde kreet. Goed nieuws voor stukadorend Nederland is dat dat niet ten koste hoeft te gaan van gevelbepleistering, zagen we bij een massief houten woning in Heikant. Sterker nog, de combinatie van massief hout met buitengevelisolatie levert een hoop voordelen op.

Tekst en fotografie: Klokhuys tekst en foto

Hoewel de ‘lobby’s’ van betonbouw en houtbouw elkaar nog trachten de loef af te steken over wie het duurzaamst is, hebben de echte liefhebbers hun keuze al gemaakt. Groene harten gaan nu eenmaal sneller kloppen bij het idee van een houten woning, en helemaal als het om massief hout gaat. Een bescheiden opmars is ingezet. Traditionele bouw, met beton en baksteen dus, is echter nog altijd met afstand de standaard en er zal nog veel moeten gebeuren wil daar verandering in komen. ‘Hout’ op zich is geen toverwoord waarmee je zomaar iedereen die een nieuwe woning wil en ‘wel iets met duurzaamheid heeft’ over de streep trekt; de investering ligt immers iets hoger dan bij traditionele bouw. Volgens Johnny Smet van Bouwnet Graauw gaat het daarom naast de pro’s als het milieuverhaal ook om het financiële totaalplaatje. “Je moet duidelijk maken wat de totale woonlast is; dus niet alleen de aanschafprijs van een huis maar ook de gebruikskosten”, zegt de ontwikkelend aannemer. “Dan kan de klant traditionele bouw afzetten tegen dit type woning en een weloverwogen keuze maken.” Met dit type woning bedoelt Smet de unieke woning van massief hout die hij recent in het Zeeuws-Vlaanderse Heikant bouwde en afbouwde.

Twee keer bouwen

Heikant is een relatief jong lintdorp in Zeeuws-Vlaanderen op een paar honderd meter afstand van de grens met België. De woning die Bouwnet Graauw er realiseerde, ligt achter dat lint op een stuk grond waar een handjevol huizen wordt gebouwd. Het is daar de enige houten woning, de rest is traditionele bouw. Het aardige daarvan is dat zo goed het verschil in techniek en vooral bouwsnelheid is te zien. Een korte bouwperiode was naast duurzaamheid en kosten bepalend voor de keuze van de opdrachtgever. Grote winst in bouwtijd is voor een deel geboekt door een gedegen voortraject. Dat startte effectief rond het moment dat de bouwvergunning werd aangevraagd. In de circa veertien weken doorlooptijd voor dat papierwerk werd de woning eigenlijk al een keer gebouwd, maar dan in 3D, in de computer. Zodra de vergunning rond was kon aan de hand van de AutoCAD tekening met de ‘echte’ productie worden gestart.
De woning is gebouwd met het Zwitserse Magnum Board. Dat is technisch hout, vergelijkbaar met OSB maar gemaakt met een andere lijmsoort en met een gladder oppervlak. Platen van zestien meter lang werden verlijmd tot een halffabrikaat van tien centimeter dik waarmee de wanden, vloeren en dak van de woning zijn gemaakt. In de fabriek van Van Houtven Massieve Houtbouw in België zijn de enorme panelen op maat gemaakt en werden alle sparingen aangebracht op de juiste plek en met de juiste afmetingen. Een week of vijf na de start van de productie zijn de kant en klare onderdelen van de constructie naar Heikant getransporteerd. Het casco van de houten woning is in drie dagen neergezet, de complete afbouw nam drie maanden in beslag.

Op hout kan het ook

Onderdeel van de afbouw was het aanbrengen van een buitengevelisolatiesysteem. Dat was een spannende aangelegenheid want voor Nederland is dit soort houtbouw uniek. De vraag was dan ook of er wel met een bestaand buitengevelisolatiesysteem kon worden gewerkt. Bouwnet vroeg daarvoor advies aan Caparol. “Omdat we dit nog niet eerder hadden gedaan, hebben we ons licht opgestoken bij de collega’s van ons moederbedrijf DAW in Duitsland”, zegt accountmanager Bert Wolters. “Ze bleken daar in de afgelopen drie jaar al een aantal keren dit soort houtbouwprojecten te hebben gedaan. Dat was mooi want nu konden we gebruik maken van de kennis en ervaring die ze op dit vlak al hadden opgedaan zodat we het wiel niet opnieuw hoefden uit te vinden.”
In wezen is dat spreekwoordelijke wiel niet heel veel anders dan het systeem dat Caparol voor steenachtige ondergronden heeft. Basis van het systeem zijn de Capatect-Dalmatiner-Fassadendämmplatten; EPS-platen met een hoge isolatiewaarde. Op steenachtige ondergronden worden die verlijmd met een minerale lijm, maar op hout gaat dat niet. Speciaal voor houten ondergronden ontwikkelde Caparol een andere lijm, Capatect Ecofix 055/20. Die is dan ook bij de woning in Heikant toegepast. De detaillering is niet anders dan bij een traditionele ondergrond. Dat geldt ook voor het aanbrengen van een wapeningslaag – een mortel waarin een weefsel is ingebed – en de afwerking. De woning in Heikant is afgewerkt met een krabpleister, korrel 1,5 mm.

Uitvlakken hoeft niet meer

Zowel Wolters als Smet zijn goed te spreken over de combinatie van het buitengevelisolatiesysteem met de houten ondergrond, onder meer omdat Magnum Board een heel stabiele ondergrond oplevert. “Daarnaast is de ondergrond ook heel vlak en dat maakt de applicatie een stuk eenvoudiger. Met een stenen ondergrond moet je nog wel eens uitvlakken of, als dat niet goed gebeurt, het isolatiemateriaal bijschaven”, zegt de accountmanager van Caparol. “Dat is toch altijd aardig wat werk en gebeurt het niet goed, dan zie je dat al snel terug in het eindresultaat”, vult Smet aan. “Met de mortelweefsellaag kun je immers geen grote oneffenheden meer wegwerken. Zou je dat doen, dan ontstaan er spanningsverschillen in de gevel en loop je het risico van scheurvorming.”
Honderd procent zeker van een volledig vlakke ondergrond ben je ook met Magnum Board overigens niet. Belangrijk is toch ook hoe vakkundig het bouwpakket in elkaar is gezet. Bijvoorbeeld bij de verdieping zijn namelijk wel naden, en als de elementen niet tot op de millimeter nauwkeurig op elkaar aansluiten dan bestaat de kans dat je dat toch terugziet in de pleisterafwerking.

Warme combinatie

Hoewel het uiterlijk absoluut belangrijk is, draait het bij een buitengevelisolatiesysteem toch vooral om de meerwaarde op het gebied van duurzaamheid. Zeker bij een houten woning is dat het geval. De keuze voor een herwinbare grondstof als voornaamste bouwmateriaal is toch in de eerste plaats een milieubewuste. Dus dat in de woning volgens Smet 60 ton CO2 is opgeslagen, is een enorm pluspunt. Maar zoals de man van Bouwnet Graauw al aangaf, ook de gebruikskosten zijn van wezenlijk belang. En dan speelt isolatie een grote rol. Daarmee zit het in Heikant wel goed. De complete gevel – 10 cm dikke muren van technisch hout, 16 cm dik EPS, wapeningslaag en afwerking – is goed voor een Rc waarde van 5,5. Dat is volgens Smet ruimschoots meer dan wanneer hetzelfde systeem op een traditionele baksteen woning wordt toegepast. Het is ook meer dan de voor nieuwbouw vereiste 4,7. Genoeg voor een energieneutrale woning is die Rc-waarde niet, maar dat is volgens Smet met deze woning ook eigenlijk niet goed te realiseren met isolatie alleen. “Je kunt de gevelisolatie wel heel dik maken maar je moet ook rekening houden met de isolatie van het dak. Daar zou je dan eveneens een dikker pakket op moeten leggen. Alleen kom je dan al snel in conflict met regelgeving; er is immers een maximum hoogte voor een woning met een plat dak. Verdiepingen lager maken om meer ruimte voor een dikker dak te creëren is geen optie. Je moet ook rekening houden met de minimale plafondhoogte en met dit bouwsysteem heb je nu eenmaal te maken met een heel dik vloerpakket. Wil je met deze woning toch energieneutraal, dan is de meest rationele en goedkoopste oplossing om de acht zonnepanelen die standaard op het dak liggen, uit te breiden naar twaalf.”

Keer op keer op keer

Het duurzaamheidsverhaal draait niet alleen om het minimaliseren van brandstofverbruik en stookkosten, ook circulariteit is een punt van groeiende aandacht. Op dat vlak scoort hout goed, het is immers uitstekend opnieuw te gebruiken. Maar hoe zit dat met het buitengevelisolatiesysteem? “Dit systeem gaat gemakkelijk 25 tot 30 jaar mee”, zegt Wolters. “Moet je het na die tijd vervangen, dan haal je het hele systeem eraf. In onze fabriek worden mortelweefsellaag en afwerking van het isolatiemateriaal af gefreesd. Het afval wordt vermalen en gebruikt als vulmateriaal onder asfaltwegen en de platen worden hergebruikt. Dat proces kun je zeven keer herhalen dus het duurt ruim 200 jaar voordat materiaal zijn isolatiewaarde niet meer heeft. Nu wordt EPS-afval verwerkt in bijvoorbeeld tuinmeubilair maar over twee eeuwen hebben we vast meer inzicht in wat je er allemaal nog meer mee kunt doen.”
Voor de bewoners van de houten woning in Heikant is de circularitetit van de materialen die in hun woning zijn gebruikt, zeker relevant. De keuze voor deze woning werd immers ook gemaakt met het oog op de toekomst van komende generaties. Of die met dit soort bouw wordt zekergesteld, is natuurlijk nog afwachten. Wat op dit moment wel al duidelijk is, is dat beloftes zoals een kortere bouwtermijn dan bij traditionele bouw in ieder geval niet loos waren. Want terwijl de buren nog volop aan het bouwen zijn, is het massief houten huis al bewoond, en aangenaam comfortabel.

De tweede grote ondergrondse parkeergarage van Leiden is af. Drie jaar geleden opende de garage onder de Lammermarkt en nu komt daar ook de garage onder Garenmarkt nog eens bij. Leiden heeft al jaren de reputatie dat het er moeilijk parkeren is, maar met in totaal een kleine 1000 ondergrondse parkeerplekken hoopt Leiden nu eindelijk van dat stigma af te zijn.

Lees meer over dit project op www.mebest.nl/projecten/parkeergarage-garenmarkt-hoogstandje-onder-de-grond/

Schrijf je nu ook in voor onze nieuwsbrief!