IJboulevard maakt van fietsen stallen een feestje
Meestal is de voorkant van een gebouw de blikvanger. De ‘stadkant’ van Amsterdam Centraal Station heeft echter geduchte concurrentie gekregen van de achterzijde. Daar is de IJboulevard gerealiseerd, een 6.000 m2 grote promenade langs het IJ waar je lekker kunt wandelen en naar de bedrijvigheid op het water kunt kijken. Het mooiste zit echter ónder de boulevard; de frisse fietsenstalling met zijn fraai afgewerkte plafond.
Je fiets stallen bij het station; volle fietsrekken maken er in vrijwel elke stad een uitdaging van. En voor vrijwel elke stad is het een uitdaging om die parkeercapaciteit te vergroten. Bij het immer drukke Amsterdam CS is dat niet anders, en misschien nog wel lastiger dan elders. In het centrum van de hoofdstad liggen de vrije vierkante meters immers niet bepaald voor het oprapen. Met de nieuwe IJboulevard is een heel elegant antwoord voor dat vraagstuk gevonden; hij voegt namelijk zomaar 6.000 solide vierkante meters toe aan het stationsgebied. De boulevard aan de IJ-zijde van het station is namelijk niet langs, maar in het water gemaakt; op het dak van een splinternieuwe fietsenstalling die onder het wateroppervlak ‘drijft’ en waar 4.000 fietsen in geparkeerd kunnen worden.
Verfrissend veilige fietsenstalling
Drijven is natuurlijk niet het goede woord voor de circa 20.000 ton wegende constructie. Maar toch, de drie betonnen bakken waaruit hij bestaat, liggen niet op de bodem van het IJ. Ze staan, heel Amsterdams, op palen. Het opmerkelijke kunststukje is ontworpen en gerealiseerd door VenhoevenCS architecture+urbanism en aannemer Van Hattum en Blankevoort. Architect en bouwer hebben niet alleen heel erg hun best gedaan op de techniek, maar ook op het interieur van de fietsenstalling. Op wat subtiele wandversieringen na is er niets dat er op wijst dat je je onder de waterspiegel bevindt. Een claustrofobisch en onveilig gevoel zul je er ook niet snel krijgen. De stalling is juist heel ruimtelijk doordat er geen kolommen en blinde hoeken zijn die het zicht belemmeren, en uitstekend verlicht met kunst- en daglicht. Dat zorgt voor een gevoel van veiligheid. En dat wordt ondersteund door de hoogwaardige afwerking van plafond en wanden. De keuze van VenhoevenCS voor fraaie houten latten in combinatie met een licht spanplafond leverde een boeiende uitdaging op voor afbouwer Verwol en leverancier Derako.
Leerzame mock-up
Toen Verwol bij het project werd betrokken, was er al een beeldplan en lag eigenlijk al vast dat er een Grill plafondsysteem en een Lineair wandsysteem van Derako in de fietsenstalling moesten komen en welke afmetingen de latten en lamellen moesten hebben. “Maar we hebben, samen met Derako, dat ons als uitvoerende partij heeft voorgesteld bij Van Hattum en Blankevoort, nog heel veel kunnen meedenken over de manier waarop het is gebouwd”, zegt Aad Blaauw, werkvoorbereider bij Verwol. De mock-up die in het voortraject is gemaakt in de bouwkeet van de aannemer, bleek daarvoor heel waardevol. De proefopstelling van zo’n 2,5 bij 2,5 meter bestond uit een aantal plafond-elementen, wand-elementen en de gebogen ‘koppel-elementen’. Verwol en Derako maakten de mock-up vooral om de bouwpartners te laten zien hoe de plafond-wandcombinatie er in werkelijkheid zou komen uit te zien. Het gaf ook de mogelijkheid om dingen uit te proberen, bijvoorbeeld hoe techniek als camera’s, bewegingsdetectie, bewegwijzering en meer van dergelijke elementen het beste in het plafond verwerkt konden worden. Verwol deed dat samen met de installateur. “We hebben bijvoorbeeld gekeken hoe je een camera inbouwt zonder hem heel erg te laten opvallen”, licht de werkvoorbereider toe. “Het Grill-plafond bestaat uit allemaal latjes en als je iets wilt inbouwen, dan moet je daar in zagen. Maar omdat het allemaal zichtwerk is, moet het er wel perfect uitzien. En als je tot de conclusie dat opbouw misschien toch beter is dan inbouw, dan kan je daar beter bij de mock-up achterkomen dan in de fietsenstalling zelf.” De monteurs konden met de mock-up ook wat slimmigheidjes met de draagconstructie uitproberen die ze hadden bedacht om het systeem goed recht te kunnen afhangen. Op een tekening mag het er dan wel perfect uitzien, de praktijk levert doorgaans verrassingen op die dat beoogde strakke lijnenspel lelijk zouden kunnen verstoren.
Puzzelen met plafond-panelen
Vooral de maatvoering van de plafondpanelen vroeg erg veel voorbereidingstijd en een intensieve samenwerking tussen Verwol en Derako. Dat had alles te maken met de afmetingen en de vorm van de fietsenstalling. De bak is om en nabij de 18 meter breed, maar dat is niet over de hele lengte hetzelfde. En dan was er ook nog een gedeelte waar een spanplafond moest komen waar het houten plafond op aan sluit. De elementen van het Grill-plafond moesten daar op worden afgestemd. Aan de hand van de bouwkundige tekeningen keken afbouwer en producent hoe de panelen zo gunstig mogelijk verdeeld konden worden en welke lengtes daarvoor nodig waren. Daarbij werd rekening gehouden met onder meer de hanteerbaarheid en de montage en uiteraard ook weer het lijnenspel; de naden tussen de panelen moesten niet verspringen. Aan de hand van de BIM-modellen die Verwol aanleverde, is de technische afdeling van Derako dagenlang bezig geweest met tekenen van de element. “We hebben bepaalde maatvoeringen die veel worden gebruikt, maar we maken ook veel op maat, zoals voor dit project, zegt Tim Tolsma, sales manager bij de producent uit ’t Zand. “Voor de fietsenstalling hebben we elementen gemaakt van verschillende lengtes. Wel is elk element opgebouwd uit zes latten van 20 mm dik en 53 mm hoog. De latten zijn met deuvels aan elkaar verbonden, met een tussenruimte van 55 mm.”
Flauwe ronding, pittig denkwerk
Een andere uitdaging was dat fietsenstalling niet kaarsrecht is, in de lengterichting heeft hij een vloeiend gebogen vorm. Het levert een mooi beeld op, vinden ze zowel bij Verwol als Derako, maar het maakte de engineering wel een stuk ingewikkelder. De oplossing die ze bedachten, bestond uit een minimale aanpassing van de panelen waardoor bij het monteren de benodigde radius er heel onopvallend vanzelf zou uitkomen. “Bij elk paneel zijn de deuvels aan de ene kant iets korter dan aan de andere kant”, legt Tolsma uit. “Daardoor is elk paneel aan de ene kant iets smaller dan aan de ander kant.” Het verloop in breedte gaat bijvoorbeeld van 450 mm naar 453 mm. Een minimaal verschil weliswaar, maar gezien de 240 meter die de fietsenstalling lang is, was het een perfecte oplossing om de flauwe ronding heel onopvallend te realiseren.
Montage by numbers
“De verschillen in de breedte van de diverse elementen zijn zo klein dat je ze niet ziet op het oog, maar als je de panelen op verkeerde plekken monteert, dan merk je dat wel degelijk”, zegt Blaauw. De monteurs van Verwol hadden dan ook een duidelijk legplan nodig. Derako nummerde alle elementen in de fabriek en zorgde ervoor dat ze in de juiste volgorde in kratten werden verpakt en naar Amsterdam getransporteerd. Dat kon niet rechtstreeks naar de bouwplaats, want daar waren de mogelijkheden voor aanvoer en opslag zeer beperkt. De kratten werden naar een opslag locatie op de andere oever van het IJ gebracht. Daarvandaan werden naar de IJ-boulevard verscheept. “We moesten daarbij niet alleen rekening houden met het legplan en de volgorde van montage, maar ook met het maximale gewicht dat op het bootje kon”, schetst Tolsma weer een andere puzzel. “En omdat de ruimte bij de fietsenstalling zo beperkt was, hebben we de kratten ook weer opgehaald en afgevoerd.”
Niet bepaald een naadloze overgang
Bij het monteren van de elementen moesten de mannen van Verwol nog rekening houden met de welving van de constructie. Aan de zijkanten is het betonnen plafond 2,80 meter hoog en dat loopt op naar 3,30 meter in het midden. Dat verloop maakte het nauwkeurig afhangen van de plafondelementen een intensieve klus. Precisie was ook vereist om bij de overgang van plafond op wand het lijnenspel niet te verstoren. Bij de wanden gaan de vlakke Grill-panelen over in CNC-gefreesde gebogen Grill-panelen die op hun beurt weer aansluiten op het lineaire wandsysteem.
De wandpanelen zijn gemaakt met 15 mm dikke en 92 mm brede lamellen waar maar heel smalle naden tussenzitten. Dat levert een veel massiever beeld op dan het plafond, maar doordat de kleur en het materiaal identiek zijn, vormen wand en plafond wel een eenheid. Daarnaast worden ze met elkaar verbonden door de led-lijnen die van plafond overlopen in de wand. Net als de plafond-elementen zijn de wandelementen speciaal voor dit project uitgedokterd. Derako ontwikkelde een wandstramien van 97 mm zodat er voegen van 5 mm tussen de elementen overbleven. De inpassing van de LED-lijnen is in de mock-up geoptimaliseerd; aan de linker- en rechterzijde van de wandelementen zijn de latten op 70 mm gezaagd om een sparing voor de lichtlijn te creëren en tegelijkertijd een symmetrische verdeling van de latten te houden.
Nauwelijks waarneembare naden
Het spanplafond zorgt voor een heel ander beeld. Verwol monteerde dat in het midden van de fietsenstalling, over een lengte van 140 meter. Het vormde het ijkpunt voor het aanbrengen van het houten plafond, maar was wel het sluitstuk van de montagewerkzaamheden. De monteurs hebben eerst de randen van het spanplafond aangebracht. Daarbinnen is de draagconstructie van het spanplafond gemonteerd en aan de buitenzijde is er een 230 meter lange LED-lijn langs gekomen. Vervolgens is eerst het Derako-plafond gemonteerd, en pas daarna is het spanplafond aangebracht. Het mat witte oppervlak is niet naadloos, het bestaat uit een heleboel doeken. “Een doek is maximaal 8 meter lang. Groter is geen goed idee, dan gaat het doorzakken”, legt Blaauw uit. Tussen de doeken zit een smalle voeg, daar zitten de doeken in een profiel geklemd. Hoewel die naden met ongeveer 1 cm niet super klein zijn, vallen ze ook niet heel erg op. En op enkele uitzonderingen na is er ook nauwelijks techniek te zien in het spanplafond. De installatiecomponenten die wel in de spanplafond kwamen, zijn vooraf ingemeten zodat de benodigde sparingen bij de productie van de doeken konden worden meegenomen.
Les geleerd
De combinatie met het hout is fraai, maar het spanplafond heeft niet alleen een esthetische functie. Aanvankelijk zou de betonbak akoestisch worden gespoten. Na herberekening van de akoestische waarden van de materialen bleek dat echter toch niet nodig. En inderdaad levert het spanplafond in de praktijk ook op akoestisch vlak een mooie bijdrage. Het is wel te hopen dat het heel blijft, het materiaal is immers wel wat kwetsbaarder dan hout. Van fietsenstalling Beursplein, waar een vergelijkbare plafondcombinatie is gemonteerd, is in ieder geval geleerd dat er voldoende ruimte moet zijn om een fiets met een kinderzitje in het bovenste rek te kunnen plaatsen. Bij Verwol zijn ze dan ook niet zo beducht voor scheuren. “Het spanplafond zit op ruim drie meter hoogte en de rekken zijn er ook nog eens niet pal onder geplaatst.” Daarnaast mag je er misschien ook vanuit gaan dat gebruikers hun best zullen doen om het netjes en heel te houden. Je voelt je als fietser immers best speciaal als er zo veel moeite wordt gedaan om van zoiets gewoons als een fietsenstalling zoiets moois te maken.
=====
Tekst: Klokhuys tekst en foto Fotografie: Ossip van Duivenbode
De tijd van ontdekkingsreizen ligt ver achter ons, maar voor de gevels van De Sluis moesten onbekende wateren worden bevaren. Wat van een bescheiden afstandje beton lijkt, is in werkelijkheid composiet. Op zich is dat niet nieuw, maar materiaalgebruik, formaat, en complexiteit van de Pantheon Light-gevelelementen maken het wel degelijk een uniek project.
Water is er niet te zien in de Oudlaan in Utrecht maar evengoed is De Sluis een passende naam voor het nieuwe gebouw van De Forensische Zorgspecialisten. Patiënten met een tbs-maatregel of een civielrechtelijke maatregel zetten er de laatste stappen in hun behandeling. Een bijzondere plek dus, want er wordt zowel intra- als extramurale zorg verleend. Oftewel, het is deels een open woongebouw met patiënten die naar buiten kunnen en deels een gesloten tbs-kliniek voor patiënten die die vrijheid nog niet hebben. Hoewel er dus ook mensen achter slot en grendel zouden gaan wonen, was het voor opdrachtgever DFZS heel belangrijk om een gebouw te hebben dat niet op een gevangenis lijkt. Dat maakte het een interessante ontwerpopgave voor OPL architecten/re-designers, zo legt Patrick Lenssen van het Utrechtse bureau uit. “Omdat het vooral ook een woongebouw is voor mensen die worden voorbereid om weer in de samenleving te functioneren, was het belangrijk om het er ook echt als een woongebouw te laten uitzien. Het moest dus een vriendelijke uitstraling krijgen. Maar anderzijds hadden we ook te maken met bepaalde veiligheidseisen en die vroegen bijvoorbeeld om een gevel die niet makkelijk beklimbaar is en tegen een stootje kan.”
Hedendaags en licht
De locatie speelde ook een rol bij het ontwerp. Met aan de ene kant de gesloten tbs-inrichting De Wierde van de Van der Hoeven Kliniek en aan de andere kant De Waag, een centrum voor ambulante forensische geestelijke gezondheidszorg, is De Sluis niet alleen figuurlijk een tussenstation. Dat wilde de architect benadrukken. “De Waag en De Wierde zijn bestaande, en ook al wat oudere gebouwen met gevels van baksteen. Voor De Sluis wilden we ander materiaal gebruiken, ook om het de uitstraling te geven van een nieuw en modern gebouw.” Vanwege de bouwmethodiek moest dat wel iets lichts worden. De Sluis is namelijk gebouwd op de plek van een parkeerdek. Omdat de parkeerkelder eronder wél is gebleven, was heien geen optie. “Met een soort boortechniek hebben we een tafelconstructie gemaakt zonder het kelderdek te belasten”, zegt Ramon Ende van aannemer Barten Groep. Om ook de belasting door het gebouw zelf te beperken, maakte de bouwer uit Houten een staalconstructie met kanaalplaatvloeren met druklagen voor de drie verdiepingen. De gevel werd dichtgezet met Unidek Sips-elementen van Kingspan. “Dan beperk je niet alleen het gewicht maar je zorgt ook voor een hoge isolatiewaarde”, aldus Ende. Het idee was om gevel af te werken met Eternit-platen, maar dat kon vanwege planningsproblemen niet doorgaan. “We zijn toen op zoek gegaan naar alternatieve kunststofgevels. En dat heeft geleid tot een avontuur waarbij we eigenlijk allemaal niet goed wisten waar we aan begonnen.”
Op zoek naar een goede betonlook
Onder allemaal verstaat de bouwer vooral ook Werner Hulstaert en Giulio Tomaello. Hulstaert had al eerder met Barten Groep gewerkt, vanuit het in architectonisch beton gespecialiseerde bedrijf Decomo in Moeskroen, België. “Ze wisten dat ik ook actief ben voor Indupol, en dat bedrijf is gespecialiseerd in polyester. Vandaar dat ze bij mij aanklopten met hun vraag naar een kunststof betonlook gevelbekleding.” Betonlook en polyester gaan echter niet samen, maakt Hulstaert duidelijk. “Betonlook moet een minerale zanderige uitstraling hebben. Polyester heeft echter altijd een laklaag en die geeft het een egale glanzende kunststof-look.” De oplossing lag volgens hem in een watergedragen composiet, maar die kon niet in de polyesterfabriek worden gemaakt. De Belg trok bij Tomaello aan de bel, die hij kende van de architectonische betonwereld. “Qua productie kun je watergedragen composieten en terrazzo wel vergelijken, en ik wist dat Tomaello niet bang is voor een uitdaging.” Tomaello was zeer geïnteresseerd. “Wij maken onder meer terrazzo gevelbekledingen. Als je kijkt naar de bouwopgaven en de beschikbare ruimte, dan zie je de noodzaak om steeds meer in de hoogte te bouwen. Dat vraagt om een lichter product dan terrazzo. Daarnaast is er ook de noodzaak om CO2 bij productie en transport terug te dringen, en dat doe je met een lichte composiet. Mooie bijkomstigheid is dat je met composiet nóg vormvrijer bent dan met terrazzo en beton.”
Veel complicerende factoren
Grondstoffen voor de watergedragen composiet zijn een acrylaathars en een minerale poeder als vulmiddel. Hulstaert en Tomaello vonden dat niet genoeg. “Daarmee maak je toch gewoon maar iets van kunststof. We wilden dat het esthetisch mooi zou zijn en meer de echte kleur, de nuancering en de textuur van beton zou hebben. Dat krijg je niet door er een grijze pigment doorheen te mengen. Wij geloofden dat het met een speciaal zand wél zou lukken.” Het bleek een proces waarbij ze erg op zichzelf aangewezen waren. Vanwege de complexiteit van de elementen gaven de leveranciers van de acrylaathars en vulmiddel aan dat dit onbekend terrein was en zeker in Europa nog niet eerder was gemaakt. Die complexiteit zat hem in een aantal dingen. Om uit- en inklimmen te bemoeilijken, wilde OPL architecten zo min mogelijk naden in de gevel. Daarvoor moesten per appartement de gevelelementen uit één geheel bestaan. Hoewel de woonstudio’s bescheiden afmetingen hebben, kwam dat toch neer op elementen van circa 3,75 meter breed en 4 meter hoog. Daarnaast wilde OPL schuine vlakken in elk gevelelement om het beklimmen tegen te gaan en om de gevel meer plasticiteit te geven. En ‘last but not least’ had de architect met het oog op de gewenste vriendelijke uitstraling, groenelementen aan de gevel toegevoegd. Niet alleen moesten die verticale langwerpige plantenbakken onderdeel zijn van de gevelelementen, ook de leidingen voor het bewateren en de hemelwaterafvoer moesten in de composietdelen worden geïntegreerd. Zelfs bij een conventionele productiemethode zou het een hele uitdaging zijn geweest om dergelijke elementen te maken. En nu moest er dus ook nog zand aan de composiet worden toegevoegd terwijl eigenlijk niet duidelijk was wat dat voor gevolgen zou hebben. “We hebben de snijlijn opgezocht van alles wat we kennen van de architectonische betonwereld en van de composietwereld”, zegt Hulstaert over het proces dat volgde.
Experimenteren met zand
De kennis die de terrazzo-specialisten van Tomaello inbrachten over natuursteenmaterialen, split, zand en het verwerken ervan, was uitermate waardevol bij het ontwikkelen van Pantheon Light, zoals het product is gedoopt. Zo’n composiet maken gebeurt namelijk met een vloeibaar materiaal. Dat moet na toevoeging van zand nog wel smeerbaar blijven, maar het moet ook weer niet zo dun zijn dat het zand naar beneden zakt. “Omdat we vaak terrazzo producten met allerlei bijzondere vormen maken, werken we vaak met vloeibare substanties”, zegt Tomaello. “Ook daar heb je ermee te maken dat steentjes gaan zakken, maar daar hebben we inmiddels oplossingen voor gevonden.” Die oplossingen konden weliswaar niet één op één worden overgenomen, cement is toch wat anders dan een acrylaathars, maar ze gaven wel richting bij de experimenten. En dat leverde na een flink wat experimenten een werkbare verhouding hars, poeder en zand op.
De toevoeging van zand maakte het niet overigens niet alleen maar lastig. Door zand in plaats van pigment te gebruiken, werd het risico van kleurafwijkingen veel kleiner. “Pigmenten luisteren heel nauw, een grammetje teveel of te weinig heeft veel effect op de kleur”, legt Hulstaert uit. “Zeker gezien de kleine batches waarmee we werkten, zou zo’n foutje snel gemaakt zijn. Zit je er met zand een grammetje naast, dan is het niet snel te zien aan de kleur.” Een ander voordeel is dat de kleur langer behouden blijft doordat pigment door uv-straling veel sneller verkleurt dan zand.
Op een heel ander vlak was er ook een mooie bijvangst, leggen de ontwikkelaars uit. “Door de ramp met de flat in Londen denken mensen vaak dat kunststof makkelijk brandt, maar Pantheon Light valt, als watergedragen composiet, in Euroklasse B. En door de toevoeging van zand halen we zelfs A2!”
De keerzijde van kennis
Ook al hadden de experimenten de juiste verhoudingen en de juiste kleur opgeleverd, het eerste element daadwerkelijk maken, bleef een spannende aangelegenheid. Hulstaert: “Je moet de eerste laag in de mal heel snel en heel gelijkmatig aanbrengen. Maar het gaat wel om zo’n 15 m2; en dan niet vlak, maar met allerlei hoekjes en randjes. Dat is veel om met een rollertje te doen, zelfs als je het met vier man doet.” Na deze uitdaging werden op de toplaag, conform de berekeningen van de constructeur, verschillende lagen glasweefsel aangebracht. Spannend werd het opnieuw toen het eerste element uit de mal werd gehaald. Want hoewel het ontkisten van beton en terrazzo weinig geheimen meer heeft voor Hulstaert en Tomaello, bleek hun kennis niet zomaar op de composiet te kunnen worden toegepast. Net als bij beton en terrazzo was het belangrijk het materiaal stevig genoeg te laten worden om het uit de mal te tillen, én dat het overal los was van de mal. “Met beton is dat makkelijker”, legt Hulstaert uit. “Dat krimpt in een mal, daardoor kun je het er redelijk eenvoudig uithalen. Deze composiet krimpt niet. Wacht je te lang met ontkisten, dan blijft het vastzitten. De vorm van het element maakte het echter heel lastig om te bepalen of het voldoende los was.” Uiteindelijk duurde het anderhalf uur om het eerste element uit de mal te krijgen. Ook Tomaello vond het een lastig deel van het proces. “Het ingewikkelde aan de ontwikkeling van een nieuw product dat veel raakvlakken heeft met een product waar je heel veel van weet, is hoe je je kennis moet toepassen. Het risico is dat je bijvoorbeeld al je kennis over ontkisten volledig gaat projecteren op dat nieuwe product. Maar als het een heel andere ontwikkeling heeft, dan kan dat verkeerd uitpakken.” Het eerste element leverde wat dat betreft een aantal nuttige leermomenten op voor de productie van de overige 49 elementen, en het heeft evengoed een plekje kunnen krijgen aan de gevel van De Sluis.
Next level: terrazzolook
Voordat ze zijn gemonteerd, zijn de gevel-elementen in de werkplaats in Vlaardingen voorzien van een beschermlaag, om de degradatie de komende decennia af te remmen. Zeker met het oog op de gevelbeplanting was dat noodzakelijk, de composiet is namelijk poreus en vocht dat er indringt kan vuil met zich meenemen en zo voor vlekken zorgen. De watergedragen PU-coating voorkomt dat doordat het in de bovenste millimeters van de elementen dringt en daar de poriën dichtzet.
Inmiddels is De Sluis niet het enige project waar Pantheon Light is toegepast. Bij de upgrade van winkelcentrum Vier Meren in Hoofddorp zijn de winkelpuien omlijst met de composiet. Je zou het versie 2.0 kunnen noemen, want het is een doorontwikkeling. Door gebruik van het grovere marmerzand en door het oppervlak, net als terrazzo, te polijsten, hebben de elementen meer kleur en textuur gekregen. Zo gaat het van betonlook meer richting een terrazzolook. Maar niet alleen het uiterlijk is erdoor veranderd. “Als je een oppervlak polijst, dan verdicht je het”, legt Tomaello uit. “Je hebt dan minder last van vervuiling en veroudering.” Helemaal tegenhouden doe je de degradatie niet dus ook na polijsten blijft een coating nodig, al was het maar om tegen de UV-belasting te beschermen. “Het blijft immers een composiet, gemaakt van harsen”, doet Hulstaert aan verwachtingsmanagement. “Ik merk dat sommige architecten en opdrachtgevers van een betonlook het idee hebben dat product er altijd zo blijft uitzien als op de dag van het ontkisten. Maar een betonlook veroudert, net zo goed als beton dat doet. Dus ook daarin lijkt het op beton.”
=====
Tekst en foto's: Klokhuys tekst en foto
Uiteraard gaat er veel aandacht uit naar de duurzaamheidsaspecten van Echo. Met de nieuwste vastgoedaanwinst heeft TU Delft immens wel wat neergezet: een onderwijsgebouw dat meer energie opwekt dan het verbruikt. Maar ook de wanden en plafonds die B&O Projectafbouw er realiseerde, verdienen een plekje in de schijnwerpers.
Toch eerst even over het bijzondere gebouw op zich, en waarom het er is gekomen. Door het almaar groeiende aantal studenten dreigde de Technische Universiteit in Delft tegen de grenzen van de beschikbare onderwijsruimte aan te lopen. Daarnaast was er een toenemende behoefte aan grotere en flexibeler onderwijsruimte. Met een nieuw onderwijsgebouw waar alle faculteiten gebruik van kunnen maken, wilde de TU één antwoord op die twee vraagstukken geven. Maar dat kon niet zomaar een gebouw worden. In 2030 wil de TU namelijk een volledig duurzame campus hebben; die moet dan dus bijvoorbeeld CO2-neutraal, circulair en klimaatadaptief zijn. Samen met Arup en BBN ontwierp architect UN studios een gebouw dat aan al die wensen voldoet: Echo. Onder meer door uitstekende isolatie, slimme installaties en een warmte-/koudeopslag verbruikt het gebouw, inclusief de laptops van de gebruikers, minder energie dan het dak vol zonnepanelen – maar liefst 1200 stuks zijn er geïnstalleerd – opwekt. Mooie duurzaamheidsfeiten zijn ook dat het overgrote deel van het meubilair hergebruikt is en dat een belangrijk aandeel van de aangename akoestiek in het pand op het conto kan worden geschreven van isolatiemateriaal dat van gerecycelde PET-flessen is gemaakt.
Goed verstopte schuifwanden
Wat de omvang betreft, Echo heeft een bruto vloeroppervlak van 8.300 m2 en biedt met zijn zeven onderwijszalen en diverse ruimtes voor groepswerk en zelfstudie, zo’n 1.700 onderwijsplekken. Dat moet genoeg zijn voor de huidige behoeften en die van de komende jaren.
Aan de vraag om flexibiliteit is voldaan door onderwijszalen te maken van verschillende groottes. Ze zijn ingericht op groepen die variëren van 150 tot 700 personen, maar het merendeel van de zalen is ook nog eens op te delen in kleinere ruimtes. Van de grootste collegezaal bijvoorbeeld, waar plek is voor 700 mensen, kunnen drie kleinere collegezalen worden gemaakt. Aanpassen van die ruimte gaat heel gemakkelijk; met behulp van schuifwanden is het in een kwartiertje gefixt. Mooi van die schuifwanden is ook dat je ze niet ziet als de zaal niet is opgedeeld. Dan zijn de scheidingswanden namelijk keurig opgeborgen in de grote wand die B&O Projectafbouw rondom de collegeruimte bouwde. De wand is vernuftig en mooi, maar het maken ervan was niet bepaald appeltje eitje, aldus Willem Frederiks. Hij is projectleider bij het afbouwbedrijf uit Broek op Langedijk dat door aannemer BAM werd ingehuurd voor het monteren van de MetalStudwanden en -plafonds in Echo.
Speciale staalconstructie
“Ronde wanden bouwen we wel vaker, maar deze wand moest 11 meter hoog worden en heeft ook nog eens een uitkragend gedeelte”, schets Frederiks de situatie. “Zo’n schuin stuk is eigenlijk meer plafond dan wand. Dat betekent dat het anders wordt belast dan een normale verticale wand en dat vraagt om speciale oplossingen. Er lag een concept hoe dat dan gebouwd moest worden, maar daarvan hebben we gezegd dat wij het zo niet konden maken.” Volgens de afbouwer was er een speciale staalconstructie om die belasting aan te kunnen. Die constructie is uiteindelijk door de aannemer BAM, de afbouwer én Gyproc samen ontwikkeld. Vooral de bijdrage van de leverancier in dat traject was heel belangrijk. De exclusieve wand moet immers niet alleen mooi zijn, hij moet ook voldoen aan de eisen op het gebied van brandveiligheid en geluid en het moet zeker zijn dat de constructie ook echt bestand is en blijft tegen de ongebruikelijke belasting. “Zonder Gyproc kun je zoiets niet bouwen”, stelt Frederiks. “Zij moeten immers wel kunnen garanderen dat alles aan de gestelde eisen voldoet en zij weten wat daar voor nodig is. In de overleggen met de aannemer heeft Gyproc dan ook precies aangegeven aan welke voorwaarden de staalconstructie moest voldoen om de benodigde garantie te kunnen geven.”
Super spouw
Ook met de benodigde staalconstructie was het voor B&O Projectafbouw nog een hele toer om de wand te kunnen opbouwen. Frederiks legt uit hoe dat is verlopen. “Toen de staalconstructie stond, hebben we alles nauwkeurig ingemeten. Omdat je zo’n rondlopende wand niet met een laser kunt uitzetten, hebben we ronde schenkels van hout laten maken. Die hebben we vervolgens op de vloer en het plafond gemonteerd en daar dan de rmetalstudregels tegenaan gezet.”
In feite gaat het om twee wanden, met daartussen een enorme spouw van een en meter of twee. Die grote tussenruimte is de bergplaats van de schuifwanden waarmee de collegezaal kan worden opgesplitst. Beide wanden zijn aan beide zijden, dus ook in de spouw, beplaat. Zeker vanwege het schuine gedeelte, dat een meter of vier hoog is, kon niet met een normale steiger worden gewerkt. In overleg maakte steigerbouwer Van Wijnen uit Delft in de spouw een steiger waarvan het bovenste gedeelte trapsgewijs werd opgebouwd om goed bij uitkragende delen van de wand te kunnen. Aan de buitenzijde zetten de monteurs van B&O voor het beplaten van de schuine delen een hoogwerker in.
Enorme lading plaatmateriaal
Om een ronde wand te beplaten, wordt doorgaans buiggips gebruikt, normale gipsplaten maar dan slechts 6 millimeter. Omdat er echter in deze onderwijsomgeving dagelijks behoorlijk wat mensen langs de wand komen, was er in ieder geval tot 3 meter hoog een robuustere plaat nodig. De afbouwers gebruikten voor dat deel van de wand Gyproc Duragyp. De vezelversterkte plaat is weliswaar extra stevig en stootvast, maar daardoor ook moeilijk te buigen. Om ze toch op het rondlopende frame te kunnen monteren, sneden de monteurs de platen in. Tot 3 meter hoog werd zo een dubbele laag Duragyp platen aangebracht. Boven die 3 meter kon wel met buiggips worden gewerkt, alleen waren er wel heel veel platen nodig om de vereiste geluidsisolatie en brandwerendheid te halen. “We moesten hier 60 minuten brandvertraging en 49 tot 52 dB geluidsisolatie realiseren” legt Frederiks uit. “Daar heb je twee lagen Duragyp platen voor nodig. Die zijn 12,5 millimeter dik, dus in totaal wordt dat 25 millimeter beplating. Met 4 lagen buiggips van 6 mm kom je daar net niet aan, vandaar dat we ook nog een vijfde laag hebben gemonteerd.”
Nauwkeurig werken vereist
Van al die gipsplaten is niet veel meer te zien nu de collegezaal in gebruik is. Opvallend zijn wel de forse houten beren die langs de wand en over het plafond lopen. Om dit prachtige plaatje helemaal goed te krijgen, is veel afstemming nodig geweest tussen B&O Projectafbouw en Verwol Afbouw dat de beren maakte. De enorme houten objecten zijn aan het constructieplafond bevestigd, maar ook aan de ronde wand. B&O bracht daarvoor in de wand houten constructies aan waar de beren aan konden worden bevestigd. Dat luisterde allemaal erg nauw, aldus Frederiks. “Verwol maakte die houten beren prefab, volledig vanaf tekening. Daarvoor was het heel belangrijk dat onze maatvoering ook precies zo was als de tekening. We moesten het achterhout immers wel exact op de juiste plek aanbrengen en met de hart-op-hart afstand die Verwol nodig had om hun beren te monteren.”
Omgekeerde wereld
De ronde wand is bepaald niet het enige dat B&O Projectafbouw in Echo maakte. Het bedrijf monteerde alle metalstudwanden en -plafonds in het gebouw. Naast brandwerendheid en geluidsisolatie was daar ook luchtdichtheid een belangrijk issue bij, vanwege de energieprestatie van het gebouw. Waar normaal gesproken de installaties in het plenum van de plafonds zijn weggewerkt, is dat nu in het plenum van de vloer gedaan. Dat maakte het werk voor B&O Projectafbouw iets anders dan gebruikelijk. De MetalStudwanden zijn op de constructieve kanaalplatenvloeren gemonteerd. Vlak boven het beton zijn de sparingen gemaakt voor de leidingen en de installaties. Daarna werden door een gespecialiseerd bedrijf op een hoogte van zo’n 80 a 90 centimeter computervloeren geplaatst Volgens Frederiks is de aanpak enigszins vergelijkbaar met het plaatsen van systeemwanden. “Die zet je onder de bandrasters van een systeemplafond en daarna maak je het daarboven luchtdicht met drukschotten waar je de doorvoeringen voor de leidingen en de installaties in maakt. Nu hebben we het dus onder de vloer luchtdicht gemaakt.”
Hangende wanden
Een ander opvallend onderdeel van het werk van de afbouwers uit Broek op Langedijk is te vinden op de verdiepingsvloeren. Daar is een combinatie te zien van glazen systeemwanden met daarboven metalstud. De gipsplaatwanden zijn niet op de systeemwanden geplaatst, maar aan het constructieplafond gehangen voordat Qbiq de glazen wanden monteerde. “Normaal zet je metalstudwanden vast aan de vloer en aan het plafond”, zegt Frederiks. “Hier konden we ze dus niet aan de vloer monteren, maar dan is het ook niet genoeg om ze met een paar schroeven tegen het beton te bevestigen. We hebben een constructie gemaakt met een stevige balk die met grote constructiebouten aan het plafond is vastgemaakt; daar hebben we de regels aan gemonteerd en die hebben we vervolgens beplaat. Komt er een systeemplafond in, dan kun je je constructie nog vastzetten met schoren, die zie je dan niet meer. Dat ging hier niet want op sommige plekken kwamen lamellenplafonds en daar wil je geen houten schoren doorheen zien.” De hangwanden van B&O Projectafbouw garanderen de brand- en rookwering en de geluidsisolatie.
MetalStudplafonds met akoestische laag
In Echo is behalve veel verschillende wanden ook een aardige verscheidenheid aan plafonds te zien. Zo zijn er behalve de lamellenplafonds diverse systeemplafonds en ook een scala aan MetalStudplafonds. Die laatste plafonds zijn ook door B&O Projectafbouw gemaakt. Er zaten een paar behoorlijk ingewikkelde tussen, aldus Frederiks, onder meer in een collegezaal en de hal van de entree. “Het is een MetalStudplafond maar met een aantal luiken om bij de techniek van de geïntegreerde verlichting te kunnen. Van die verlichting zie je nu alleen nog maar de 1,80 lange lichtbalken, de bevestiging zie je niet. We hebben speciale bakken voor die verlichting laten maken. Precies op die maat hebben we sparingen in de gipsplaten gemaakt, daar hebben we nog profielen langs gezet zodat alles netjes aansluit.” Het eindresultaat mag er zijn, de verlichting ligt helemaal gelijk met het plafondoppervlak. En omdat het oor ook wat wil, zijn de gipsplatenplafonds gespoten met een 3 centimeter dikke laag Acosorb om voor een goede akoestiek te zorgen.
Inspirerende omgeving
Echo bevat nog veel meer knap afbouwwerk, maar het hoogtepunt op dat vlak, ook voor B&O Projectafbouw zelf, blijft de 11 meter hoge ronde wand van de collegezaal. Het bedrijf uit Broek op Langedijk is 12 weken met die wand bezig geweest. “Volgens de planning hadden we eigenlijk ook al het andere werk in die 12 weken moeten doen maar uiteindelijk is er zoveel meerwerk bijgekomen dat we wel 9 maanden bezig zijn geweest!” Inmiddels is Echo volop in gebruik, als onderwijsgebouw én waarschijnlijk ook als inspiratiebron voor de architecten van de toekomst.
=====
Tekst en fotografie: Klokhuys tekst en foto
Wonen tussen de Loosdrechtse plassen, het is wonderschoon. Bij zo’n exclusieve locatie hoort uiteraard een bijzondere woning, met stijlvolle afwerking van wanden, plafonds en vloeren. De eigenaren van de splinternieuwe villa kozen niet alleen voor stijl, maar ook voor functionaliteit. Goede akoestiek bijvoorbeeld.
Door welk raam je ook kijkt, water en riet is wat je ziet. De nieuwe villa, opgeleverd in het eerste kwartaal van 2022, ligt op een absoluut schitterende plek. Niet verwonderlijk dat er eerder een woning heeft gestaan. Die is gesloopt en op het vrijgekomen perceel is deze woning ontwikkeld. Hij is ontworpen door Building Design Architectuur uit Borne en gerealiseerd door Lichtenberg Bouwgroep uit Rijssen. Het oorspronkelijke ontwerp van de villa sloot niet precies aan bij de wensen van de toekomstige bewoners. De indeling kon wel worden aangepast, maar qua materiaalgebruik lukte dat niet helemaal. “We wilden graag zoveel mogelijk ecologische materialen als hennep, wol en leem, maar blijkbaar is dat erg ingewikkeld voor een bouwbedrijf dat niet gewend is om daar mee te werken”, zegt de bewoonster. “Omdat we er niet uitkwamen met de aannemer, zijn we naar andere oplossingen gaan zoeken.” Consequentie was dat L&L Totaal Afbouw, dat in veel van dit soort nieuwbouwprojecten van Lichtenberg de buiten- en binnenafwerking doet, een deel van het werk kwijtraakte. Alleen het stukadoorswerk van de gevel bleef over voor het stukadoors- en afbouwbedrijf uit ’s-Hertogenbosch.
Dunne laag leem
Uiteindelijk kwamen de toekomstige bewoners tóch bij L&L Totaal Afbouw uit voor het binnenwerk. “We wilden leemstuc op de wanden maar het bleek voor de specialisten naar wie we waren doorverwezen, niet te doen om dat werk in de bouwplanning ingepast te krijgen. Zodoende zijn we toch bij L&L terechtgekomen om over de mogelijkheden te praten, en zij bleken ons ook te kunnen helpen met leem.” Het is uiteindelijk een combinatie van leem en gips geworden. De wanden op de overloop en de wand langs de trap naar de kelder zijn volledig met gips gedaan, sausklaar afgewerkt. De overige wanden hebben de stukadoors van L&L Totaal Afbouw vlak gemaakt met gips en daar Yoshima leemfinish op aangebracht. “Ik ben heel blij met hoe het eruit ziet”, zegt de bewoonster. “Het is wat grover dan wat je meestal ziet in stucwerk, en dat vind ik juist mooi. Van mij had het misschien nog wel iets grover gemogen, maar dat vond mijn man minder. Dan is dit een mooi compromis.”
Wand van goud
De wanden in de woning zijn vrijwel allemaal licht, ook de leemfinish is wit. Een uitzondering is de wand langs de trap naar de slaapverdieping. De huiseigenaren wilden daar graag een goudkleurige wand, maar hoe en wat, daar hadden ze nog geen duidelijk beeld bij. “Vriendinnen van ons hebben dat met goudkleurig behang gedaan, en met gouden muurverf. Dat vond ik ook mooi maar toen we de gouden wand bij L&L zagen, hebben we hiervoor gekozen.” De afwerking is een metallic pleister: Midas Metall Gold. Spannend bij dit soort afwerkingen is altijd de tekening, legt Paul de Haas uit. Hij was namens L&L Totaal Afbouw uitvoerder van het project en werkte samen met een collega aan de gouden wand. “We hebben drie monsters gemaakt waar er eentje uit gekozen is. Alleen wordt een wand van 12 m2 nooit precies hetzelfde als wat je op zo’n plaat van 60 bij 40 maakt. Daarom heb ik de opdrachtgever erbij gehaald toen we aan de structuur begonnen. Op dat moment kun je het nog aanpassen als het nodig is.” Het bleek een goede zet want de tekening die de stukadoors maakten, mocht wat groter. “Het is toch een flinke wand en als je de tekening klein maakt, dan wordt het misschien erg druk”, zegt de bewoonster.
Het aanbrengen van de Midas Metall was een tijdrovende klus. De pleister zelf, waar heel fijne metaaldeeltjes inzitten, is met twee man in één dag in een dunne laag aangebracht. Daar maakten ze meteen de tekening in. “Daarna was het twee dagen schuren, schuren en nog eens schuren, tot en met korrel 6000”, zegt De Haas.
Voorzichtigheid troef
Bij de materiaalkeuze voor de wanden en vloeren in de badkamer moesten de wensen worden aangepast. “We wilden persé langwerpige tegels op de vloer om de lengte van de ruimte te benadrukken, maar we konden niet vinden wat we voor ogen hadden. Toen het ook niet lukte om de juiste wandtegels te vinden, hebben we het helemaal omgegooid en voor beton ciré gekozen. Gelukkig kon L&L ons ook daar mee helpen zodat we niet een aparte partij hoefden te zoeken.”
De betonlook afwerking is een microcement, Luxury Concrete. Doordat er geen pigment inzit en er een blanke raisin is gebruikt, is hij heel neutraal van kleur. L&L Totaal Afbouw bracht hem aan in beide badkamers, op vrijwel alle wanden en vloeren; alleen de douchevloeren zijn betegeld. “We adviseren dat eigenlijk altijd voor de douche, tegels op de vloer”, zegt uitvoerder De Haas. “In principe zou Luxury Concrete ook wel kunnen, maar wij vinden het risico te groot dat door spanning de afwerking bij de aansluiting van wand op vloer gaat scheuren. Zeker hier met een zandcement vloer en wanden van deels kalkzandsteen en deels gipsplaat heb je teveel verschillende ondergronden.” L&L Totaal Afbouw heeft alle badkamerwanden eerst helemaal in de Ardex A 950 gezet en de wanden volledig ingegaasd. Bij de vloeren zorgen stucstops en een kitvoeg ervoor dat de wandafwerking en de vloertegels vrij van elkaar zijn. “Meer kun je niet doen om scheuren door spanningen tegen te gaan”, zegt De Haas. De microcement is in een aantal lagen aangebracht, een basislaag met een iets grovere korrel en een afwerklaag (in twee gangen) waar vrijwel geen korrel inzit. “Na de tweede afwerklaag is hij redelijk glad. Vervolgens hebben we nog een poriënvuller aangebracht die als het ware de zuiging eruit haalt en tenslotte nog twee laklagen die de afwerking nog wat extra bescherming geven en zorgen dat hij goed reinigbaar is.”
De Luxury Concrete is ook gebruikt voor de keldervloeren, maar in tegenstelling tot de badkamers heeft hij daar wel een heel licht kleurtje.
Goed voorbeeld doet goed volgen
In de woonkamer en de woonkeuken is de vloer afgewerkt met tegels en klinkers. Zoals veel moderne woningen heeft de villa ook nog eens grote glaspartijen. Van hun vorige woning wisten de eigenaren al dat dat voor veel kabaal in huis kan zorgen. “De architect stelde voor om dat met akoestische wandpanelen op te lossen maar wij wilden de muren graag rustig houden. Toen we bij L&L Totaal Afbouw kwamen om wat zaken uit te zoeken en door te spreken, liet directeur Mark Legierse ons een naadloos akoestische plafond zien en horen. Toen we hoorden wat dat kan doen, waren we om.” Het Brabantse afbouwbedrijf bracht het StoSilent Direct plafond aan in de hal, de woonkamer en de woonkeuken. Het bestaat uit akoestisch plaatmateriaal – een combinatie van glasgranulaat en steenwol – dat rechtstreeks op de betonnen ondergrond is verlijmd. De platen zijn afgewerkt met een 2 à 3 mm dikke laag StoSilent Top Basic; een pleister met een open structuur ten behoeve van de geluidsabsorptie en een fijne oppervlaktestructuur, die in twee lagen is aangebracht.
Heerlijk rustig
De akoestiek in de ruimtes is een verademing. Het blijft verbazen dat mensen kiezen voor harde afwerkingen zonder iets aan nagalm te doen. Volgens De Haas kiezen niet veel mensen voor een akoestisch plafond omdat ze niet op de hoogte zijn wat voor comfort het brengt en niet bekend zijn met de systemen en mogelijkheden daarvan. Ook kan de structuur van de afwerking een reden zijn. “Mensen zijn erg gewend aan een glad sausklaar plafond, en zeker als je een monster ziet, dan is dit net even wat grover.” Voor de Loosdrechters was dat geen punt. “We hebben bij L&L een monster bekeken en vervolgens gezien hoe zo’n plafond er in het echt uitziet,, dus we wisten wat we zouden krijgen. Het valt helemaal niet op dat het niet super glad is. Maar het verschil in geluid met ruimtes waar het niet zit, is echt enorm. Zeker omdat we nogal eens grote grote groepen mensen in huis hebben, vonden we het belangrijk om iets aan dat geluid te doen.” Ze is erg tevreden met de akoestiek in de ruimte. Bij de housewarming waren er ook weer flink wat mensen en dat zorgde dit keer niet voor piepende oren.
=====
Tekst en fotografie: Klokhuys tekst en foto
Regelmatig krijgt Technisch Bureau Afbouw (TBA) als onpartijdige partij het verzoek om de oorzaak van een schade te achterhalen. Technisch adviseur Hermen de Hek bijvoorbeeld werd een aantal maanden geleden gevraagd om een kijkje te komen nemen bij een appartementencomplex waar repeterende schades in het tegelwerk op de gipskartonplaatwanden waren ontstaan.
De schades waar technisch adviseur Hermen de Hek de oorzaak van moest achterhalen, zaten allemaal in de toiletten van de appartementen. Nadat enkele wanden waren betegeld en de toiletpotten waren gemonteerd, bleek in meerdere appartementen bij de bevestigingspunten van de toiletpot het tegelwerk te scheuren. Gelukkig was er bijtijds ontdekt dat er iets niet goed ging zodat het niet in alle appartementen mis was gegaan. Om ervoor te zorgen dat het bij de overige appartementen niet ook zou gebeuren, was het natuurlijk wel zaak om te achterhalen wat de oorzaak van de schades was.
Steeds op dezelfde plek
Nadat in de toiletten van de appartementen de inbouwreservoirs waren geïnstalleerd, zijn de metalstudwanden geplaatst. Bij de inbouwreservoirs zijn op de metalen profielen eerst 12 mm dikke multiplexplaten en vervolgens 12,5 mm dikke vezelversterkte gipskartonplaten aangebracht. Die zijn betegeld waarna de toiletpotten gemonteerd konden worden. “De schades die daarna zijn ontstaan, zaten allemaal rondom de draadeinden waaraan de toiletpotten zijn bevestigd”, zegt De Hek. “Van de aanvrager kreeg ik te horen dat sommige scheuren in de tegels bij het ophangen van de toiletpotten ontstonden, bij het aandraaien van de bevestigingsbouten. Maar andere tegels waren wat later gescheurd.”
Destructief onderzoek
Bij de inspectie in één van de appartementen merkte de technisch adviseur van TBA dat er wat beweging in de kitvoeg tussen het tegelwerk en de toiletpotten zat. Om goed te kunnen beoordelen wat er niet goed was gegaan, was destructief onderzoek nodig. De toiletpot werd van de wand gehaald om de tegels beter te kunnen bekijken. Bij de sparing in de wand kon De Hek met een tang het complete pakket van tegelwerk tot en met de multiplexplaat samenknijpen. “Ik merkte dat er duidelijk beweging in zat en ik kon het samenknijpen totdat de tegel brak.”
Toen diverse tegels waren verwijderd, was aan de achterzijde ervan goed te zien dat de rillen van de tegellijm relatief ver uit elkaar lagen. Ook werd duidelijk dat tussen gipsplaat en multiplexplaat eveneens wat beweging zat. Nadat de gipsplaat was verwijderd, controleerde de technisch adviseur de bevestiging van de multiplexplaat. Die bleek strak tegen het frame aan gemonteerd te zijn. In een andere ruimte, waar het hele inbouwreservoir zichtbaar was, kon De Hek zien dat de profielen van het frame aan het oppervlak gelijk lagen.
Één oorzaak of een combinatie
“Het was me duidelijk dat tegels scheurden door het strak aandraaien van de bevestigingsmoeren van de toiletpotten. Door dat aandraaien trekt het frameprofiel, de multiplexplaat, de gipsplaat en het tegelwerk samen. Dit pakket vervormt en de tegel breekt.” Dát het kon vervormen kan volgens hem meerdere oorzaken hebben. “Er zat geen foamband tussen het tegelwerk en de toiletpot, Je hebt daar dus twee keramische producten rechtstreeks tegen elkaar aan. Zet je daar veel druk op door de moeren strak aan te draaien, dan krijg je op die plekken grote spanning, en omdat beide producten hard en breukgevoelig zijn – en de tegels ook nog eens dun – kan daar gemakkelijk schade ontstaan.”
De schade kan ook zijn ontstaan doordat de tegels niet volledig waren verlijmd op de gipsplaat, legt hij uit. “Daardoor krijg je wat ruimte tussen tegelwerk en gipsplaat waardoor de tegels niet volledig ondersteund worden. Als je op die plekken een flinke puntbelasting krijgt, dan kan dat de tegel kapot drukken.”
Als derde factor was er ook nog de kleine ruimte tussen de gipsplaat en de multiplexplaat waardoor er beweging in de ondergrond kon ontstaan. “Door een van deze dingen, of een combinatie ervan, heeft de schade kunnen ontstaan”, luidt de conclusie van De Hek.
Makkelijk te voorkomen
Tips om herhaling te voorkomen had de technisch adviseur ook. “Belangrijk is dat je zorgt dat er geen ruimte zit tussen de verschillende lagen en er dus geen beweging meer mogelijk is. Daarvoor is het zaak om de eerste plaatlaag, het multiplex dus, niet alleen te schroeven maar ook te verlijmen op het frame.” De gipsplaatlaag moet volgens hem rondom de bevestigingspunten van de toiletpotten extra op het multiplex worden vastgeschroefd. “Houd daarbij wel rekening met de leidingen!”, waarschuwt hij. Wat het tegelwerk betreft raadde hij aan om in het gebied rondom de pot de tegels vol-en-zat te verlijmen. “Dan worden de tegels volledig ondersteund. Je zou er trouwens ook over kunnen denken om voor een sterkere tegel te kiezen.”
=====
Tekst: Klokhuys tekst en foto
Fotografie: Hermen de Hek, Eric van Nieuwland
Sfeer is het sleutelwoord bij het nieuwe Spa Sereen Maastricht. Met ruim 1200 m2 decoratief stucwerk spelen de wanden daar door het hele resort een grote rol in. Een uitdaging op zowel esthetisch als functioneel vlak voor Stucadoorsbedrijf Roy van Gageldonk. De subtiele tekening moest op vrijwel alle wanden dezelfde look hebben. En uiteraard moest met het oog op de vochtbelasting elke vierkante centimeter ook technisch dik in orde zijn.
City resorts is het nieuwe leisure ding; vakantie vieren in het groen en in luxe, op een paar steenworpen afstand van een grote stad. Dormio Resort Maastricht – bovenop de Dousberg, aan de westkant van de hoofdstad van Limburg – is zo’n exclusief vakantie-oord. Aannemer Van Wijnen engineerde en bouwde er 79 vakantie-appartementen, 30 hotelappartementen en 36 zeer luxe vakantievilla ’s. In het hotel zit een sterren-restaurant en er is een golfbaan. Hoewel de luxe vakantievilla’s hun eigen saunafaciliteiten hebben, is er ook een heel uitgebreid wellnessresort. Dat biedt de bezoekers diverse baden, een scala aan saunacabines, een koelplein met allerlei faciliteiten om van bloedjeheet naar ijskoud te gaan. Uiteraard zijn er ook ruimtes voor massages en schoonheidsbehandelingen, zijn er plekken om te loungen en is er een restaurant. Door het hele gebouw heen, op de behandelruimtes na, hebben de wanden naast strakke tegels en donkere houten stroken, een zandkleurige afwerking met een bescheiden tekening gekregen. Het pretentieloze stucwerk draagt voor een belangrijk deel bij aan de rustige en aardse ambiance.
Niet voor dhz’ers
De exploitant van Spa Sereen Maastricht wilde stucwerk met een specifieke uitstraling en heel praktische eigenschappen als waterdichtheid, goede reinigbaarheid en stootvastheid. Ze kwam uit bij Erik Hegger, producent van Cemcolori. “Cemcolori is een meerlaags systeem waarmee je door verschillende korrelgroottes, laagdiktes en afwerkingstechnieken allerlei variaties in structuur en tekening kunt maken”, legt Hegger uit. “Het is een betonstuc op basis van cement en kunsthars wat hem hard maar ook flexibel maakt. Vanaf 1 millimeter dik is hij 100% waterdicht.”
Waterdichtheid wordt niet alleen bepaald door een product zelf, de wijze van verwerken is minstens zo belangrijk. Reden voor Hegger om Cemcolori alleen via gecertificeerde verwerkers op de markt te brengen. “Het is geen kant en klare pasta maar een systeem met verschillende componenten die nauwkeurig moeten worden afgewogen. Omdat dat nauw luistert, vinden we het belangrijk dat we stukadoors daar goed in opleiden en adviseren. Verkeerde verhoudingen kunnen invloed hebben op de kwaliteit en zeker in natte ruimtes, waar toch zo’n 90% van de Cemcolori wordt gebruikt, wil je geen problemen.” Hegger stelde Stucadoorsbedrijf Roy van Gageldonk voor. “Roy kent het product, wil altijd kwaliteit leveren en zijn bedrijf is groot genoeg om een project van deze omvang te doen.”
Uniek maar wel uniform
“De opdrachtgeefster wilde een wat robuuster uitstraling dan betonstuc”, zegt Van Gageldonk. “Ik heb twee stalen gemaakt. Het moet er een beetje tussenin zitten, was de reactie. Dan weet ik genoeg.” Omdat er een wereld van verschil tussen monsterpanelen en wanden kan zitten, stelde hij voor om in het restaurant een proefwand te maken. Die afwerking was precies wat de opdrachtgeefster voor ogen had.
Voor de stukadoors aan de slag gingen met de rest van de wanden, nam Van Gageldonk zijn mensen mee naar de trainingsruimte van Cemcolori om het materiaal goed onder de knie te krijgen en om uitgebreid te oefenen met het maken van een identieke tekening. Elke stukadoor heeft immers zijn eigen handtekening en met 1200 m2 wand zou dat een heel onrustig beeld opleveren. Zeker bij de grote wanden waar meerdere stukadoors tegelijk aan moesten werken. “Zo’n wand van 80 meter moet je in één dag doen om aanzetten te voorkomen, maar dat lukt je niet in je eentje. Dat hebben we met drie man gedaan”, zeg stukadoor Abdulmajeed. De voorbereiding heeft gewerkt, je kunt absoluut niet zien dat er drie stukadoors tegelijk met de wand bezig zijn geweest.
Een uitzondering op het uniforme beeld is de wand boven het zoutwaterbad. Die wilde de opdrachtgeefster grover afgewerkt hebben dan de rest. De stukadoors hebben daarvoor in de eerste laag, Cemcolori Rough, met de spaan een ruwere tekening gemaakt. Met wandlampen zijn die accenten nog eens extra aangezet.
Waterdichte oplossingen
Uiterlijk en uitstraling zijn van wezenlijk belang in zo’n luxe spa, maar ook de functionele prestaties van een wandafwerking wegen zwaar. Het is immers een veeleisende omgeving. Vochtbelasting is er onvermijdelijk, er zijn volop douches en baden en er moet veel en grondig worden schoongemaakt. Dat laatste maakt ook goede reinigbaarheid en stootvastheid een issue. “Bij de inwendige hoeken hebben we kimband toegepast”, zegt Van Gageldonk. “Vooral om het stucwerk te beschermen tegen scheuren én om te zorgen dat er, mocht het toch mis gaan, geen water in de wand kan komen.” Aansluitingen met de betegelde vloeren werden door de tegelzetter gedaan. De stukadoors hebben vervolgens overal stucstops geplaatst, op een paar millimeter van de vloer. Het stucwerk is zorgvuldig tot op de stucstops aangebracht en de naad is netjes dichtgekit. Het stucwerk en de ondergrond is hiermee volledig waterdicht. Wel heeft van Gageldonk voorgesteld om een onderhoudscontract aan te gaan en elk half jaar een controle te laten uitvoeren. Dit om vooral de belasting te controleren die schoonmaak met schrobmachines met zich meebrengt. Eventuele beschadigingen kunnen dan snel geconstateerd en verholpen worden zodat ondergrond en stucwerk lang behouden kunnen blijven.
Gladde bolster, ruwe pit
Reinigen van de wanden zelf is gemakkelijk. “De structuur in de afwerking is meer optisch dan dat de wanden echt grof zijn”, legt van Gageldonk uit. De tekening is aangebracht in de eerste laag, de Cemcolori Rough. Dat is eigenlijk een product voor de vloer maar je kunt hem prima voor de wand gebruiken als die er wat ruwer uit mag zien. Vervolgens is daar een dunne laag van de fijnere Cemcolori Wand overheen gegaan. Die laag is geschuurd, daardoor voelt de wand vlakker aan zonder dat de tekening, die dus in de eerste laag zit, wordt aangetast. Ten slotte zijn de wanden nog van drie lagen extra matte lak voorzien. “Dat was niet om hem waterdicht te maken want dat is de Cemcolori van zichzelf”, benadrukt Hegger. “We hebben daar vooral voor gekozen om de afwerking wat meer body te geven, met het oog op de schrobmachines en het vele schoonmaken.”
Stukadoren met de fles
Bij het voetenbad dook nog een leuke puzzel op. De onderste rand van de wand is beton, daarop is een kalkzandsteenwand gemetseld. Het metselwerk staat 4 cm terug en dat was teveel om het stucwerk precies op de betegelde betonnen rand te laten aansluiten. “Dan zit je met een richel waar water op kan blijven staan, en dat wil je niet bij stucwerk”, legt Van Gageldonk het probleem uit. Afwerken met een strookje tegels kon niet, de rand loopt richting de ronde muur terug naar 0 cm. In overleg met de opdrachtgever is er voor een holle stucplint gekozen. “We hebben eerst een epoxyprimer aangebracht en die ingestrooid met zand. Vervolgens is daar een laag Botament opgekomen, de mortel waarmee we alle wanden hebben uitgevlakt die we met Cemcolori hebben afgewerkt. Met een fles hebben we daar een ronding in gemaakt. Toen hebben we dat tegelijk met de muur afgewerkt. Doordat de ronding iets afloopt, kan er geen water op blijven staan.”
Tientallen hoekjes
In het restaurant hoefden de stukadoors zich niet zo druk te maken om vocht, maar gelukkig waren daar andere uitdagingen. De schouw van de haard bijvoorbeeld, 55 m2 rondlopende wand, van vloer tot plafond. Dit was vooral een logistieke uitdaging, al viel het na de ervaring met de 80 meter lange wand bij de baden eigenlijk wel mee. “Ook dit was een oppervlak dat in één keer moest worden gedaan om te voorkomen dat je aanzetten ziet”, legt stukadoor Abdulmajeed uit. “Maar twee man was genoeg om dat in een ochtend voor elkaar te krijgen.”
De wand met de vele nisjes was een ander verhaal. Net als de schouw is het een metalstudsysteem, opgebouwd door Baens Afbouw uit Ittervoort. Maar waar het bedrijf uit Ittervoort de haard maakte met een aantal rondlopende maar vlakke geprefabriceerde elementen van glasvezelversterkt gips, bestaat de wand uit gipsvezelplaten waar een stuk of tien voorgevormde nisjes van hetzelfde glasvezelversterkt materiaal in zijn opgenomen. Die prefab holtes maakten de afwerking heel bewerkelijk; in plaats van één vlak oppervlak waren er nu ineens een heleboel hoekjes. Ook deze wand werd met twee man aangepakt; eerst alle hoekjes, daarna de grote oppervlakken. Evengoed was het nodig om een vertrager aan de tweede laag toe te voegen. Hegger: “De Rough waarmee ze de eerste laag deden is wat dunner en heeft een wat langere open tijd dan de Cemcolori Wand die als tweede laag is aangebracht. Die ‘Wand’ is al in 45 minuten droog en dat zou met deze bewerkelijke wand geen doen zijn geweest.” Door de vertrager hadden de stukadoors de tijd om hun werk goed en netjes te doen.
Goede samenwerking
De stukadoors hebben ruim twee maanden werk gehad aan al die fraaie, stoere wanden; van half februari tot eind april. Maar er ging daarnaast ook wel wat tijd in de voorbereiding zitten, geeft Van Gageldonk aan. “We zijn in november benaderd voor dit werk, in december zaten we met alle partijen om de tafel. Dan konden we over de ondergronden praten, over zaken als het plintdetail en andere kritische plekken, over de meubels en dergelijke. Al die punten zijn in nauw overleg met ons gedaan. Ik vind dat belangrijk want dan kun je kwaliteit leveren. Zeker bij een complex als dit wil je dat want als het eenmaal volop in gebruik is, wordt het ingewikkeld om terug te komen om dingen bij te werken of te herstellen.” Dat kritische moment is inmiddels voorbij, sinds medio mei genieten de gasten van Spa Sereen Maastricht van warmte, koude en de sfeervolle entourage.
=====
Tekst: Klokhuys tekst en foto
Fotografie: Studio Foto&Zo (Charlotte Heynen)
Regelmatig krijgt Technisch Bureau Afbouw (TBA) als onpartijdige partij het verzoek om de oorzaak van een schade te achterhalen. Zo werd technisch adviseur Ed van der Plas door een rechtsbijstandsbedrijf gevraagd of hij in verband met een geschil tussen bewoner en aannemer kon achterhalen waar de pittige schades in het gevelstucwerk door zijn ontstaan.
De woning in kwestie is een vrijstaand pand. De gevels bestaan uit een geïsoleerde spouwmuurconstructie met een buitenblad van rood baksteenmetselwerk. Ook zijn er geveldelen
gemaakt met beplatingsmateriaal op een houtskeletbouw constructie. De gevels zijn gestukadoord. Dat werk hebben de bewoners niet door de aannemer laten uitvoeren die de woning bouwde, maar door een stukadoor die ze zelf hebben uitgezocht. Aan het gevelpleisterwerk is veel schade ontstaan. De bewoners wijten dat vooral aan een lekkage vanaf het dak. Ook komt het volgens hen doordat de beplating die als ondergrond voor het stucsysteem dient, niet goed is aangebracht. Volgens de bewoners ligt de schuld bij de aannemer en omdat die dat anders ziet, hebben ze hun rechtsbijstandsverzekeraar ingeschakeld. Dat bedrijf heeft TBA om een schadeonderzoek gevraagd. Technisch adviseur Ed van der Plas, gespecialiseerd in stucwerk, nam de woning onder de loep.
Foutenfestival
Bij zijn bezoek aan de woning trof Van der Plas flink beschadigd gevelstucwerk aan. “Er zaten onder meer scheuren in de afwerking, er waren hoekbeschermingsprofielen losgekomen en op sommige plekken was het stucwerk onthecht van de beplating en zelfs helemaal naar beneden gekomen.” De technisch adviseur zag dat de onthechting soms inwendig in de 1 tot 5 mm dikke stuclagen had plaatsgevonden en dat soms het stucwerk ‘schoon’ was losgekomen van het plaatoppervlak.
De meeste scheuren zaten op de plek van de naden tussen de pleisterdragerplaten. “Ik kon de plaatnaden zien, ze waren 1 mm en groter. Op lang niet alle naden zat een strookje fijnmazig wapeningsweefsel in het stucwerk.” Er waren ook scheuren op andere plekken. Ze varieerden in wijdte van 0,1 tot 0,5 mm. Door een aantal van die scheuren heeft regenwater in de achterliggende stuc- en pleisterdraagconstructie kunnen binnendringen, constateerde de technisch adviseur. “Ook door lekkage vanaf de goot is er vocht in de pleisterdraagconstructie gekomen, onder meer via naden tussen de zinken daktrimmen. De daktrimmen hadden overigens een minimaal overstek van 5 tot 15 mm t.o.v. het stucoppervlak.”
Een vochtmeting leverde op dat op de plekken van die lekkages de gevelafwerking een verhoogd tot sterk verhoogd vochtgehalte had; 80 tot meer dan 100 digits, wat gelijkstaat aan + 5,5 tot meer dan 6,5 gewichtsprocent vocht.
Fouten in het stucwerk zelf waren, naast het ontbreken van (voldoende) wapening op de plaatnaden en aan het geveloppervlak, niet goed verlijmde hoekbeschermingsprofielen en de toepassing van dunpleisterprofielen waardoor het stucsysteem onvoldoende dikte en dekking heeft.
Schuldvraag
De vraag van de rechtsbijstandsverzekeraar was uiteraard ook aan wie de geconstateerde schades en gebreken zijn toe te rekenen. De conclusie van Van der Plas was dat de lekkages die voor de vochtproblemen en de schade hebben gezorgd, zijn toe te rekenen aan de aannemer. De problemen zijn immers veroorzaakt doordat de daktrimmen onvoldoende overstek hebben en doordat er aan de onderzijde van die daktrimmen naden zitten tussen het gevelstucwerk en de daktrimmen zelf. Ook is er een openstaande naad in een van de dakgoten.
Bij het aanbrengen van de beplating had de aannemer niet overal op de juiste hart op hartafstanden (25 tot 30 cm) geschroefd, soms zijn de afstanden groter dan 30 cm. Daarnaast is een deel van de schroeven vrij diep in het plaatoppervlak gedreven. “Gevolg hiervan is dat er deformatie van de beplating kan plaatsvinden en dat de schroeven voor onvoldoende verankering en stabiliteit in het plaatoppervlak zorgen”, aldus Van der Plas. De technisch adviseur van TBA had ook gezien dat bij uitwendige gevelhoeken de platen niet uit één stuk bestaan of niet strak op elkaar aansluiten en in verticale richting aansluitnaden bevatten. “Dit soort aansluitnaden zijn verzwakkingen in de totale stabiliteit van de pleisterdrager. Dat kan voor versterkte scheurvorming in het stucwerk zorgen. Dit zijn ook gebreken die aan de aannemer zijn toe te rekenen.”
Verwerkingsadviezen genegeerd
Dan waren er nog de gebreken aan het stukadoorswerk op de gevels. Van der Plas somt op: “Onvoldoende aanhechting ter plaatse van de hoekbeschermingsprofielen. Onvoldoende laagdikte en gebrekkige opbouw van het pleistersysteem. Niet of onvoldoende toepassen van wapeningslagen op de plaatnaden en over het geveloppervlak. Geen stucstopprofielen toepassen en dunpleisterprofielen in plaats van hoekbeschermingsprofielen toepassen. Dat zijn allemaal zaken die volledig voor verantwoording komen van het betrokken stukadoorsbedrijf.”
Volgens de technisch adviseur van TBA hadden deze fouten gemakkelijk voorkomen kunnen worden. “Dit type gevelafwerkingen moet altijd volledig volgens de technische verwerkingsadviezen van de desbetreffende leverancier worden uitgevoerd. Dat is hier duidelijk niet gedaan.”
Dure grap
Van der Plas gaf ook nog uitgebreid advies voor het herstel van de schade, en een kostenraming. Herstel van het stukadoorswerk, inclusief onder meer het plaatsen van een steiger, het verwijderen van de bestaande stucafwerking en he t aanbrengen van een nieuw gevelstucsysteem inclusief afwerking gaat volgens hem ruim € 50.000,00 inclusief btw kosten.
De kosten van het herstel van het zinkwerk en de ondergrondconstructie kon hij niet inschatten. “Dat moet door een ander partij worden bepaald.”
=====
Tekst: Klokhuys tekst en foto
Fotografie: Ed van der Plas
Een primeur is het niet maar het nieuwe kantoor van firma De Rooij in Waalwijk is nog altijd een van de weinige panden waar voor de montage van de systeemplafonds niet is geboord. Supersterke lijm zorgt ervoor dat het plafond zonder lawaai en zonder stof super stevig is bevestigd.
Staltechniek, dat is waar ze bij De Rooij in Waalwijk in gespecialiseerd zijn. Hekwerken, poorten, verzorgingsboxen; alles wat de veehouder zoekt voor een optimaal verkeer in de koeienstal maakt het Brabantse bedrijf. En niet alleen voor de Nederlandse markt, De Rooij exporteert zijn producten inmiddels wereldwijd. Die gestage groei maakte een nieuw bedrijfspand met kantoren nodig. Het is in 2021 gebouwd; op industrieterrein Haven VII, pal langs de A59. De ruwbouw is gerealiseerd door bouwbedrijf Kleingeld uit Waalwijk. De rest van het werk, zoals installaties en afbouw, organiseerde De Rooij zelf. Een van de partijen die er aan hebben meegewerkt is afbouwbedrijf Van der Steen van Breugel. Het bedrijf uit Berlicum werd ingezet om alle wanden en plafonds te plaatsen.
Modules en maatwerk
Het kantoorgedeelte is, naast de constructieve betonwanden, ingedeeld met een combinatie van gesloten en transparante wanden. De scheidingswanden tussen onder meer de kamers maakte Van der Steen van Breugel met metalstudsystemen. Het zijn allemaal enkelskelet frames, aan beide zijden bekleed met een dubbele laag standaard gipsplaten; Gyproc A. “Daarmee konden we aan de vereiste geluidseisen voldoen, en omdat het een kantoorruimte is, waren er ook geen speciale stootvaste platen nodig”, zegt eigenaar Hans van der Steen. Een deel van de gangscheidende wanden is heel transparant gehouden. Van der Steen van Breugel monteerde hier de strakke slanke Obiwand; glas in smalle donkere aluminiumprofielen. “Een fraaie keuze van de opdrachtgever”, aldus de afbouwer die voor dit onderdeel geen advies hoefde te geven. Het gros van die glazen wanden heeft een vaste moduulmaat. De deuren moesten echter iets hoger worden dan gebruikelijk; die zijn door Obimex allemaal op maat gemaakt voor dit project.
Traditionele plafonds, innovatieve montage
Voor de plafonds had Van der Steen van Breugel wat meer vrijheid in het aanbieden. Het moesten heldere witte plafonds worden met een hoge absorptiewaarde. Alleen in de kantine wilde de opdrachtgever een afwijkende kleur, dat plafond moest zwart zijn. Daar is voor Rockfon Cinema 120×60 gekozen. Dat is een diepzwarte tegel met een lichtreflectie van slechts 4% en een uitstekende absorptiewaarde van 1,00 ⍺w. Voor de kantoren, gangen en toiletten gebruikte Van der Steen van Breugel de Tonga A van Eurocoustic. “Dat is een mooie heldere witte inlegtegel die ook een prima absorptiewaarde heeft; 1,00 ⍺w, net als de Cinema. In de kantoren en de gangen hebben we tegels van 120×60 aangebracht, in de toiletten en pantry’s zijn het 60×60 tegels.” In totaal ging het om zo’n 1150 m2 systeemplafond. Qua uiterlijk zijn de plafonds niet uitzonderlijk; de montage was dat wel. Negen van de tien keer worden deze plafonds op traditionele wijze gemonteerd, waarbij voor de bevestiging van elk ophangpunt een gat in de betonconstructie wordt geboord. Hier zijn de ophangpunten echter aan het beton geplakt. “Het werkt heel simpel”, legt Van der Steen uit. “De ophangogen zitten niet in een plug, maar aan een metalen plaatje. Je hebt ze voor noniushangers en voor snelhangers. Dat plaatje spuit je aan de achterkant in met een kit en vervolgens druk je hem met een telescoopstok op z’n plek op de betonnen of de stalen constructie.”
Oog voor de arbeidsomstandigheden
Het kantoor van De Rooij Staltechniek was niet het eerste project waar Van der Steen van Breugel de methode toepaste. “Dat was bij een verbouwing van het Maxima ziekenhuis in Veldhoven. Daar waren afdelingen waar we alleen ’s morgens tussen 7 en 9 mochten boren en dan tot 13.00 uur niet meer. Dat is lastig werken. Bij de verbouwing van een kantoorpand kun je er nog voor kiezen om ’s avonds of ’s nachts te werken, als iedereen naar huis is, maar dat gaat bij zo’n ziekenhuis ook niet. Al met al leek dat een heel ingewikkeld verhaal te worden maar toen hebben we met dit Uniqfast systeem gewerkt en dat was echt een uitkomst.”
Bij het nieuwe pand van De Rooij golden beperkingen zoals bij het ziekenhuis uiteraard niet, het is immers nieuwbouw. Evengoed koos het afbouwbedrijf voor plakken in plaats van boren. “Het lawaai van boren in beton is niet alleen voor ziekenhuispatiënten vervelend, ook voor je eigen mensen en anderen op de bouw is het een stuk prettiger zonder die herrie”, zegt Van der Steen.
Dat was niet de enige reden; het project in het ziekenhuis had nog een aantal andere pluspunten opgeleverd waardoor hij de methode tegenwoordig bij vrijwel elk project toepast. “Het is stofvrij dus je hebt ook geen last van kwartsstof. En doordat de monteurs niet die zware boormachines hoeven te tillen, is het veel minder belastend voor ze.” Daarnaast is er ook nog een economisch voordeel volgens Van der Steen. “In aanschaf is het wel wat duurder maar dat maak je meer dan goed doordat je minder gebruik hoeft te maken van steigers waardoor het veel sneller werkt. Ik denk dat je rond de 20% tijdwinst boekt”
Onbereikbare plekken
Monteur Mario Bots, die meewerkte aan de montage van de plafonds bij De Rooij, beaamt dat. “We hebben hier plafonds op drie verdiepingen gemonteerd. Het kostte ongeveer 1 tot 1,5 dag per verdieping om de ophangpunten te plakken. Met boren redt je dat echt niet in die tijd, zeker in een pand als dit niet.” Het systeemplafond komt op 260 cm maar de bouwkundige plafonds zitten op ruim 350 cm hoogte. Dan zijn er ook nog behoorlijk wat kleine ruimtes. Dat betekent dat er heel veel tijd zou gaan zitten in het opbouwen en afbreken van steigers om daar met de boor bij te kunnen komen. “Nu konden we met een lange stok vanaf de grond de ophangpunten bevestigen”, legt de plafondmonteur uit. Op sommige plekken was het ook nog eens de enige manier om dat te doen. “In de gangen was heel veel installatiewerk aan de constructie bevestigd. Met de boormachine zou je niet eens goed tussen al die leidingen en pijpen door bij het plafond kunnen komen.”
Moeite met innovaties
Louter pluspunten dus, zo te horen, maar hoewel het Uniqfast systeem inmiddels een aantal jaren op de markt is, is de aanpak van de montage van de plafonds bij De Rooij Staltechniek nog absoluut niet ingeburgerd in de plafondmontagewereld. Volgens Peter van de Goor, die het Uniqfast systeem heeft bedacht, komt dat vooral doordat veel bedrijven in de bouw en afbouw nog altijd erg traditioneel zijn. “De bouw is op zich best innovatief; er worden genoeg slimme en goede dingen bedacht. Uitvoerende bedrijven omarmen die vernieuwingen echter niet zo snel.” Wat zijn eigen vinding betreft denkt hij dat het vooral komt door angst dat het niet stevig blijft vastzitten. “De beste manier van plakken is boren, denken veel mensen blijkbaar”, zegt hij. “Maar mensen stappen wel in een vliegtuig waar zo’n beetje alles, zelfs de vleugels, aan elkaar is geplakt.”
Onvermoede valkuil
De overstap naar plakken in plaats van boren is dus lastig voor veel afbouwers, volgens Van de Goor. Hij merkt wel dat bedrijven die er eenmaal mee hebben gewerkt, enthousiast zijn. “Het werkt dan ook stil, schoon, snel en erg eenvoudig. Dat laatste is meteen ook de enige valkuil van het systeem. Het is zo simpel dat mensen kunnen denken: oh dat doen we even. Maar het is echt zaak om het precies te doen zoals het moet, anders werkt het niet. Daarom krijgen mensen die voor het eerst met Uniqfast werken, uitgebreide begeleiding en uitleg van ons.” Ze leren daarbij onder meer dat een dag van te voren de plekken waar de ophangpunten komen, moeten worden geprimerd, en hoe de plaatjes moeten worden gekit. Om zo min mogelijk aan het toeval over te laten, is er een heel systeem rondom het plakken van de ophangpunten bedacht. Zo is er onder meer, naast de telescoopstok voor het primeren en het bevestigen van de ophangpunten, een speciale kitspuit ontwikkeld die met één klik de juiste dosering kit voor een ophangpunt afgeeft.
Geslaagd voor de zelftest
Twijfels of de geplakte ophangpunten bij De Rooij wel stevig genoeg vastzitten heeft Van der Steen niet. “Toen ik het een aantal jaren geleden voor het eerst uitprobeerde vroeg ik me natuurlijk wel af of het wel sterk genoeg zou zijn”, bekent hij. “Ik ben er toen aan gaan hangen om dat uit te proberen. Nou weeg ik 90 kilo, dus als dat goed zou gaan, dan zou je elk normaal product eraan moet kunnen hangen, was mijn idee. En dat ging goed. Veel belangrijker is uiteraard dat het gewoon een door de juiste instanties getest en goedgekeurd systeem is. Natuurlijk kan het naar beneden komen, maar dat kan een traditioneel gemonteerd plafond ook. Punt is echter dat zoiets alleen gebeurt als je de voorschriften niet goed volgt. Daarom zorgen we ervoor dat we het doen het zoals het hoort, dan kun je overal de garanties op geven.” Van der Steen zag dan ook geen reden om De Rooij vooraf te informeren dat hij deze bevestigingsmethode gebruikt. “Dat doe ik bij geen enkel project. Ik denk ook niet dat opdrachtgevers het niet zouden willen als ik het wél zou noemen; ik geef er immers garantie op. Misschien zou het zelfs wel beter zijn om het wél van tevoren aan te geven. Ik kan me voorstellen dat als je zegt dat je niet boort en dus geen herrie en stof veroorzaakt, dat juist kan helpen om een werk gegund te krijgen omdat je arbovriendelijk werkt.”
=====
Tekst en fotografie: Klokhuys tekst en foto
Wereldtuinbouwtentoonstelling Floriade Expo 2022 is ook voor de bouw een spannende ontdekkingsreis. Paviljoen Food Forum van de provincie Flevoland bijvoorbeeld heeft een gevel die verre van standaard is. Rondom glas met daarbovenop een hoge hoed van donkere, grove leem en kalk.
Voor een fijnere stad
Growing Green Cities is het thema van Floriade Expo 2022. Van 14 april tot en met 9 oktober kan heel de wereld in Almere ideeën komen opdoen over hoe je steden groener, gezonder en leuker kunt maken. Volgens de organisator is dat nu belangrijker dan ooit. ‘In 2050 zal namelijk maar liefst 68% van de wereldbevolking in de stad wonen, op slechts 2% van het totale aardoppervlak’ vertelt de website van Floriade. Aan de hand van vier subthema’s worden bezoekers van de Expo geïnspireerd om groener en gezonder te leven: Greening the City (meer groenvoorziening), Feeding the City (betere voedselvoorziening), Healthying the City (bewuster leven) en Energising the City (slimmere energievoorziening). In onder meer een aantal paviljoens zijn allerlei innovaties voor groen, voedsel, energie en gezondheid te zien, te ruiken en te proeven. Food Forum is één van die paviljoens. Met bijvoorbeeld de Flevoland Food Experience en de videoserie Future of Food vertelt de provincie Flevoland er de bezoekers het verhaal van Flevoland als voedseltuin van Europa.
Gebouw als verhalenverteller
DoepelStrijkers werd een jaar of vijf geleden benaderd door de provincie Flevoland om, met de (sub)thema’s in gedachten, een concept voor paviljoen Food Forum te ontwikkelen. “We hebben het vrij conceptueel benaderd en gekeken hoe je met een wat klein paviljoen het verhaal van Flevoland kunt neerzetten”, zegt architect Duzan Doepel van het Rotterdamse bureau. Dat verhaal draait vooral om de vruchtbare grond die zo belangrijk is voor de omvangrijke landbouw in de provincie. En natuurlijk gaat het ook over het ontstaan van de polder, het feit dat dit gebied vroeger Zuiderzee was en door inpoldering land is geworden. “Met het paviljoen wilden we een stuk uit de bodem optillen tot zeeniveau; Food Forum ligt daar zo’n 2,8 meter onder. En met het paviljoen wilden we laten zien wat je in die bodem aantreft.” Resultaat is een gebouw met heel transparante begane grond door de glazen gevel rondom. De verdieping erboven heeft, eveneens helemaal rondom, een donkere, grove gevel waarin bodemmateriaal is verwerkt. De onderste laag van die robuuste gevel bevat vooral schelpjes, indicatief voor zeeniveau en de ontstaansgeschiedenis van het gebied. Daarboven is een laag met vooral steentjes en in de bovenste laag is meer organisch materiaal als takken en riet te zien. Op het dak staan planten en struiken. “Het vertelt in één beeld het verhaal van Flevoland waar de bodem zo’n belangrijk onderdeel is van de teelt. Je kunt daardoor alle thema’s aankaarten die in Nederland belangrijk zijn voor voedselproductie, maar ook andere relevante thema’s als klimaatverandering, de stijgende zeespiegel en de verzilting van de bodem.”
Natuurlijke materialen
Bedoeling is dat het paviljoen na Floriade onderdeel wordt van Flevo Campus, een kennisinstituut voor stedelijke voedselvraagstukken. Als toekomstig gebruiker had de onderwijsinstelling ook wensen. Zo moest er bij het ontwerp rekening worden gehouden met nature based solutions. “Dat maakte het extra interessant want dan ga je nadenken over wat je kunt gebruiken vanuit de natuur”, aldus Doepel. Voor de constructie van de verdieping – waar kantoor- en vergaderruimtes zijn gesitueerd – was dat relatief eenvoudig; daarvoor is CLT gebruikt. Door met droge verbindingen te werken kan het paviljoen in de toekomst ooit ontmanteld worden voor hergebruik. De gevel van die verdieping, die er dus moest uitzien alsof het om een stuk opgetilde grond gaat, was een ander verhaal. Aanvankelijk was het idee om dat uiterlijk met leem te creëren, dat ís immers een grondsoort. Carl Giskes van Tierrafino had echter slecht nieuws, een opbouw met stampleem waar architect en opdrachtgever gecharmeerd van waren, was niet mogelijk. “Dat zou te zwaar worden”, zegt Giskes. “Je gaat dan naar een gewicht van meer dan 1000 kilo per m2 en daar was de fundering niet op berekend. Daarnaast is leem voor buitensituaties niet echt geschikt, je zou het dan nog op de een of andere manier moeten beschermen tegen vocht.” Giskes stelde Innovacal van het Duitse MTM voor als alternatief. De natuurlijke luchtkalk doet het prima in de open lucht. Punt was wel de kleur van het materiaal. Natuurkalk is immers wit en dat is niet precies hoe de grond in Flevoland eruitziet. “Het moest een diepe rijke aardekleur van vruchtbare grond worden, precies zoals we dat in de bodem van het Floriadegebied aantroffen”, zegt Doepel. Op basis van monsters die Giskes maakte, werd gekozen voor een mix van natuurkalk, bruinleem, houtskoolpoeder en zwarte pigment.
Grillig en donker
Naast de kleur was ook de structuur belangrijk, die moest zeer grof zijn, zoals een klomp aarde. Om dat te creëren, werden op de gevel rondom houten schenkels geplaatst in allerlei grillige vormen. Daarop zijn tengels aangebracht die Tierrafino vervolgens bekleedde met roestvrijstaal steengaas. De luchtkalk is er met een zware Putzmeister in een aantal lagen op aangebracht, in totaal zo’n 3 cm dik. “De eerste laag moest heel voorzichtig gebeuren”, zegt Giskes. “Daarmee wil je het steengaas bedekken maar je spuit de kalk gemakkelijk door de openingen heen.” Na een droogtijd van twee weken kon de volgende laag worden aangebracht. Zodra die op zijn beurt ook droog was, volgde de afwerking met het donker gekleurde kalk/leem-mengsel. Finishing touch was het aanbrengen van schelpjes, steentjes, takken en riet. “Dat moesten we snel doen want het is immers maar een laagje van 3 mm dik en de kalklaag eronder zuigt ook”, zegt Giskes. “Daarom zijn we direct achter de stukadoor aangelopen om die materialen in de natte laag te drukken.”
Eeuwenlang beproefd
Het dikke pak ‘grond’ heeft rondom een ruime overstek. Samen met de gladysia bomen rondom de zuidkant van het paviljoen zorgt dat voor een natuurlijke zonwering die oververhitting van de glasgevel moet voorkomen. De onderzijde van die uitkraging heeft vrijwel dezelfde aardelook gekregen als de gevel. De kleur is identiek maar hij is wel een stuk minder grof, net als het plafond ín het paviljoen. Het ruwe donkere oppervlak loopt namelijk door de glazen gevel heen naar binnen. “In het paviljoen zelf moest het plafond ook aarde zijn, je kijkt daar immers tegen de onderkant van dat opgetilde stuk grond aan” legt Doepel uit. “Dat wilden we met leem doen en daarom zijn we bij Tierrafino terecht gekomen. Er zijn immers maar weinig partijen in Nederland die op deze manier met leem kunnen werken.”
De Amsterdams leemexpert bracht het materiaal aan op een eeuwenlang beproefde draagconstructie van tengels en riet. “Je vindt dat soort plafonds onder meer in Amsterdamse grachtenpanden uit de Gouden Eeuw”, licht Giskes die keuze toe. “Als zo’n plafond vierhonderd jaar oud kan zijn, wat kan er dan mis mee zijn, waarom zou ik dan iets doen met gipsplaten?”
De tengels zijn 7 cm breed en met telkens 7 cm ruimte ertussen aan de houten constructie bevestigd. Daarop bracht Tierrafino matten aan met zo’n 70 rietstengels de strekkende meter. “Tussen de stengels heb je dan steeds een ruimte van zo’n 6 millimeter”, zegt Giskes. “De eerste laag leem die je daarop aanbrengt, kan dan door die openingen heen en boven het riet een baard vormen. Zo krijg je een heel sterke hechting.” Belangrijk bij een rieten drager is wel om een leem te gebruiken waarin stro is verwerkt, geeft Giskes mee. “Vanwege de open ruimtes tussen het riet heb je iets van wapening nodig. Dat is dan het stro.”
Geforceerd gedroogd
De bruine basisleem is in twee lagen aangebracht met een spuit. Nadat de eerste laag droog was, is hij nagelopen om eventuele gaatjes te vullen zodat nergens meer riet zichtbaar is. Ook de reparaties moesten droog zijn voor de tweede laag basisleem werd aangebracht. Om het drogingsproces te versnellen, zette Tierrafino heteluchtkanonnen in de ruime en werden er voor flinke tocht gezorgd. “Bij leem met stro, zoals we hier hebben gebruikt, is het verstandig om geforceerd te drogen. Anders heb je de kans dat het stro gaat rotten.” Bang dat het geforceerde drogen voor schades zou zorgen, was Giskes niet. “Met leem kan dat. Het is iets anders dan gips, kalk, cement of epoxy. Leem krimpt en scheurt namelijk niet door droging. Krijg je er wel scheurtjes in, dan was de leem te vet, had er meer zand bij gemoeten.”
De tweede laag is ook met de spuit aangebracht en vervolgens afgereid. Om hem recht te trekken, niet om het oppervlak glad te maken. Het plafond moest er immers ruw en grof uitzien, als aarde. Om het ook nog de benodigde donkere tint te geven, is het plafond uiteindelijk afgewerkt met T-paint. Dat is een textuurverf op leembasis; een heel dunne mix van witte klei, zand, heel veel water en steenkoolpoeder om het goed donker te maken.
Gezichtsbedrog
Food Forum is een bijzondere verschijning. Door de glazen gevels en het transparante meubilair van het horecagedeelte lijkt de begane grond er nauwelijks te zijn. De uitzonderlijke gevel van de verdieping helpt natuurlijk een flinke hand mee, vooral daar kijk je naar. Er is ook veel te zien, en hoe langer je kijkt, hoe meer je ontdekt. De schelpen en steentjes natuurlijk. En de ramen van de werkruimtes, die nauwelijks opvallen tussen de grove plooien. Nog onopvallender zijn de vleermuiskasten. En wie goed kijkt, ziet ook dingen die er niet zijn. De wortels van de struiken op het dak, die door de gevel naar buiten groeien. Knap.
=====
Tekst: Klokhuys tekst en foto
Fotografie: Klokhuys tekst en foto, Tierrafino
Waar een paar jaren geleden nog winkelcentrum Leidschenhage stond, shopt de regio Haaglanden nu in de oogverblindende Westfield Mall of the Netherlands. Naast onder meer 280 winkels, een Restaurant Plaza en een biscoop, zorgen high-end afbouw en een ijzersterke akoestiek voor een on-Nedelandse winkelbeleving in Leidschendam.
Met een kleine 3 miljoen mensen op een half uur rijden en een uitstekende bereikbaarheid met openbaar vervoer was er aan potentie geen gebrek, maar tegen het gemak van internetshoppen kon winkelcentrum Leidschenhage niet echt meer op. Mensen willen meer dan dingen kopen als ze naar een winkelcentrum gaan, winkelen moet een dagje uit zijn. Met die kennis in het achterhoofd transformeerde ontwikkelaar en exploitant Unibail-Rodamco-Westfield het uit 1974 daterende winkelcentrum in Leidschendam tot een volledig overdekt winkelcentrum waar het publiek zich kan laten verrassen, vermaken en inspireren. En natuurlijk shoppen in flagshipstores van onderscheidende merken én lokale winkels met hun unieke karakter. De realisatie van het ontwerp van Roberto Meyer van MVSA Architect uit Amsterdam was een gigantische operatie die niet bij één enkele bouwpartij wed neergelegd, maar bij een aantal nevenaannemers. Elke partij had een gelijkwaardige positie en was verantwoordelijk voor een specifiek gedeelte van het project; zo deed Ballast Nedam de cascobouw, Roodenburg Groep de werktuigbouwkundige installaties en GRF International de natuursteen vloer. Voor de circa 13.000 m2 plafonds in de winkelstraten werd Kwakman Groep geselecteerd. Gaandeweg het proces kwamen daar voor het bedrijf uit Volendam nog betimmeringen van expeditiegangen, onderdelen van Restaurant Plaza en de complete afbouw van een toiletgroep bij.
Efficiënt alternatief
Met het enorme glasoppervlak van honderden etalages en een verbluffende hoeveelheid natuursteen – zo’n 18.500 m2 marmer ligt er in de winkelstraten – moesten de plafonds voor een akoestisch hoogstandje zorgen. Maar ook esthetisch werd er veel van ze geëist. In de witte Kavalla marmer vloer van de winkelstraten zijn met Black Marquina marmer donkere slingerende banen gemaakt. Dat patroon, dat de consumenten door het hele winkelcentrum en langs alle winkels voert, moest met slingerende zwarte lichtkoven terugkomen in het naadloze witte plafond.
Voor Kwakman Groep was al snel duidelijk dat het plafond in het bestek niet de meest praktische en effectieve oplossing zou zijn voor de eisen. “Het idee was om een metalstudplafond met eerst twee lagen gipsplaat te maken en daarop vervolgens een laag akoestische isolatieplaten die gestukadoord zou worden”, zegt Kwakman-directeur Jaap Buijs jr. “Dat zijn dus heel veel bewerkingen en handelingen. Vandaar dat we hebben voorgesteld om Eleganza van Knauf Armstrong toe te passen. Dat is een akoestische plaat die je op een frame kunt monteren en die je spuit. De doorlooptijd zou er aanzienlijk korter door worden en de kwaliteit zou veel gemakkelijker geoptimaliseerd kunnen worden.”
Nieuw systeem
Ook de plaatdikte van de Eleganza zou enorm veel voordeel opleveren ten opzichte van het oorspronkelijk bedachte plafond. De platen zijn 25 mm dik en dat is gelijk aan twee lagen gipsplaat. Omdat het merendeel van de accessoires voor plafonds op die maat zijn afgestemd, zouden ze zonder aanpassingen in dit plafond geïntegreerd kunnen worden. “Niet onbelangrijk bij 13.000 m2 plafond en de gigantische hoeveelheid armaturen, beëindigings- en dilatatieprofielen, inspectieluiken enzovoorts die er in moest komen”, zegt Joost Vermeulen, akoestisch adviseur bij Pennings Akoestisch Afbouwen. Het bedrijf uit Rosmalen is gecertificeerd verwerker van Eleganza en werd door Kwakman Groep ingeschakeld voor de montage. Samen met leverancier Knauf had Pennings een speciaal systeem voor de montage van het naadloos akoestische plafond ontwikkeld; een systeem met drie lagen metalen liggers. Dat systeem was hier hard nodig omdat vanwege de lichtlijnen een meer gebruikelijk systeem met een enkele of dubbele laag metalen liggers niet mogelijk was.
Ondoenlijk zonder BIM
Door het systeem zelf uit te denken, kon goed rekening worden gehouden met de golven en bochten in het plafond en de integratie en bevestiging van zaken als rookschermen, nachtafsluitingen, koven bij de ovalen dakvensters en uiteraard de lichtlijnen. Na het tijdrovende voorwerk volgde een nog intensiever proces, de afstemming met de installateur. “Er zit een ongelooflijke hoeveelheid installaties, leidingen en kabelgoten boven het plafond”, zegt Robert Kok, BIM coördinator bij Kwakman Groep. “Dat moet allemaal goed bereikbaar zijn dus het is belangrijk dat de inspectieluiken niet net precies op het metaal van het systeem uitkwamen. Ook met sparingen voor alle accessoires als armaturen en dergelijke wil je dat voorkomen. Daarom hebben we het hele plafond eerst volledig 3D geëngineerd.” In die BIM-modellen is vervolgens opgenomen waar de installateur de armaturen wilde hebben om te kijken of dat uitkwam met de metalen constructie. Dat leverde al veel gepuzzel en geschuif op, maar met de inspectieluiken werd het nog een stapje ingewikkelder. De installateur gaf in zijn BIM-model globaal aan waar hij de luiken wilde hebben. Kwakman Groep keek vervolgens of dat paste bij de constructie en schoof waar dat nodig was. De installateur keek dan weer of na die aanpassingen installaties nog goed bereikbaar waren. “Dat heeft heel veel overleg gevraagd want je moet wel goed weten waar je met de luiken naar toe moet schuiven als ze net op de constructie uitkomen. Waar zit bijvoorbeeld de besturingskast van een rookscherm of een nachtafsluiting? Daar moet je wel bij kunnen via het luik.”
Meetbare kwaliteit
De 3D modellen zijn ook gebruikt om alle houten schenkels en onderdelen voor de lichtkoven en de koven rondom de ovalen dakvensters te maken. Dat deed Gerko, een dochteronderneming van Kwakman Groep. De 3D tekeningen, op de millimeter nauwkeurig, werden omgezet naar bestanden voor de CNC machine van het bedrijf in Harlingen dat de onderdelen vervolgens op maat prefabriceerde. Genummerd ging alles van Friesland naar Leidschendam waar de monteurs van Pennings ze in het systeem bevestigden. Vervolgens konden de akoestische plafondplaten worden bevestigd.
Op een aantal plaatsen maakt het plafond een glooiende sprong. Omdat die glooiing niet met de Eleganza platen kon worden gemaakt, is daar buiggips voor gebruikt. Het verschil is niet te zien, met vier lagen van die 6 mm dunne gipsplaten kom je op dezelfde dikte uit als van de akoestische platen. Dat het buiggips bij lange na niet in de buurt komt van de absorptiewaarde van 0,95 die Eleganza levert, deert niet; vooraf was berekend dat dit systeem met deze opbouw zou voldoen
aan eisen die voor de nagalmtijd waren gesteld. “Dat heeft Peutz gedaan,” zegt Vermeulen van Pennings. “Dit zijn zulke unieke ruimtes daar heb je speciale computermodellen voor nodig.” Er zijn na de montage ook nog nagalmmetingen verricht om zeker te weten dat de akoestiek inderdaad zo goed was als de computermodellen hadden becijferd.
Het plafond is ook op esthetisch vlak goed gemonitord. Technisch Bureau Afbouw bezocht het project diverse keren om te bekijken of de montage van systeem en plafond volgens de goedgekeurde afspraken werd uitgevoerd en of het afgewerkte eindresultaat voldeed aan de hoge eisen van Klasse A. “Alles om de kwaliteit te kunnen waarborgen van een systeem dat nooit eerder was gebruikt”, aldus Vermeulen.
Classy toiletten
Naast de uitdagende plafonds was Kwakman Groep ook verantwoordelijk voor de afbouw van een van de toiletgroepen. Geheel passend bij de chique uitstraling van de winkelstraten in Westfield Mall of the Netherlands is ook hier het niveau hoog. In de toiletruimtes springen de deuren en de wanden in het oog, beide van glas met een bekleding aan de achterzijde. Het afbouwbedrijf uit Volendam maakte ook de strakke wastafelmeubels, betegelde wanden en vloeren en zorgde ook hier met het naadloze Eleganza plafond voor een aangenaam geluidsklimaat. Bij de entree maakte het bedrijf uit Volendam gebogen metalstud wanden, voorzien van een betimmering met eiken latten waar de signing is ingebrand. Een rechte houten wand loopt langs de roltrap door naar de eerste verdieping. Die houten afwerking is tevens in de winkelstraten terug te vinden. Kwakman Groep werkte daar de wanden en toegangsdeuren van de expeditiegangen tussen winkels af met de eiken latten. Het zorgt voor onopvallende maar fraaie rustpunten voor het oog tussen de aandachttrekkende winkeletalages.
Unieke ervaring
En dan was er ook nog op de eerste verdieping van Westfield Mall of the Netherlands het Restaurant Plaza, een plein met een breed aanbod aan horecagelegenheden. Daar moest eveneens een goede akoestiek worden gecreëerd, maar dan niet met hetzelfde witte naadloze akoestische plafond dat in de winkelstraten is gemonteerd. Hier heeft Pennings voor Kwakman op het constructieve plafond en de kanalen en leidingen van de installaties een zwarte akoestische spuitpleister aangebracht. Kwakman maakte nog een koof rondom de Plaza met een sprong erin naar de ingang van Kinepolis, en bij de roltrappen transparante ‘draftstops’ voor rook – en brandveiligheid.
“Dit was niet alleen één van de grootste afbouwprojecten van Nederland, maar ook een project met veel meer verantwoordelijkheid dan gebruikelijk”, kijkt Jaap Buijs jr. terug op de afgelopen 2,5 jaar. “Als nevenaannemer ben je een gelijkwaardig partner van de andere nevenaannemers. Je zit dus bij alle bouwvergaderingen en moet voor jouw onderdeel alles regelen, organiseren en coördineren. Daar gaat heel veel tijd en energie inzitten.” BIM-regisseur Robert Kok beaamt dat. “De voorbereiding, de engineering en de afstemming daarvan maakten het erg intensief. Het zijn ook geen dingen die je op school leert, het is veel pionieren. Maar dat is het dubbel en dwars waard geweest, de uitvoering verliep er zo veel gemakkelijker en vlotter door!”
=====
Tekst en fotografie: Klokhuys tekst en foto