Van top tot teen in kalk en leem

Bij de Waddeneilanden denk je vooral aan vakantie en weekendjes weg. Je kunt er natuurlijk ook gewoon wonen, zoals Jan en Esther. Hun uitermate sfeervolle huis ademt eilandsfeer, al is het misschien wel eerder Ibiza dan Terschelling. Dat komt dan vooral door alle leem en kalk op de wanden, de vloeren en plafonds, en de ronde vormen van bijvoorbeeld de bank en de keuken die er ook mee zijn afgewerkt.

Wonen op een Waddeneiland is een ander verhaal dan er zomervakantie vieren onder een blauwe lucht met een stralende zon. Herfst en winters laten zich er wat anders voelen dan in de stad, ver van de kust. Niet verwonderlijk dus dat woningen op Terschelling er doorgaans behoorlijk robuust uitzien; ze moeten bestand zijn tegen woeste stormen, stortbuien, zilte lucht. De woning van Jan en Esther heeft wat betreft zijn waarde ruimschoots bewezen; hij is rond 1750 gebouwd en staat er dus nog altijd. De oude boerderij is in drieën gesplitst; zij wonen sinds kort in het achterste gedeelte. Aan de verhuizing is een grondige verbouwing vooraf gegaan. Het huisje was in het verleden zelf ook weer opgesplitst, zodat er twee gezinnen in konden wonen. Nu is er weer één geheel van gemaakt. Ook alle wanden en vloeren zijn onderhanden genomen. Het stel had daar een duidelijk beeld bij voor ogen: leem. “We hadden ergens anders al eerder een lemen wand gehad”, legt Jan uit. “Dat wilden we nu graag weer, maar dan álle wanden.” Het bleek nog een hele opgave om een bedrijf te vinden voor de wanden, aldus Jan “Je wilt graag een specialist, maar de bedrijven die we benaderden, zaten niet te springen om op Terschelling te komen werken. Via Google kwamen we bij Peter van Hemert van Ecowonen uit en hij zag het wél zitten.”

Alternatieve vloer

Aanvankelijk was het idee om ook op de vloer leem te nemen, maar dat bleek bij nader inzien niet echt een goed plan. “Voor die wand hadden we destijds leem van Oskam gebruikt. Zij konden ons een paar locaties noemen waar we lemen vloeren konden bekijken. Het viel ons toch wel tegen hoe dat eruit zag. Het was erg donker en er zaten veel scheuren in. Leuk voor een echte boerderij misschien, maar niet voor ons huisje. We wilden het wel levendig, maar ook een beetje gebruiksvriendelijk.” Andere opties passeerden de revue; hout bijvoorbeeld, of beton. Maar dat was het allemaal toch ook niet. Toen ze het er met Van Hemert over hadden, kwam hij met een alternatief dat wel aansprak: Stuc Deco, een kalkproduct uit het assortiment van Stoopen & Meeus. Bijkomend voordeel voor de eilandbewoners was dat daarmee de vloerafwerking behoorlijk in lijn zou komen te liggen van de wandafwerking. Maar er zaten ook nadelen aan, hoorden ze van Van Hemert. “Hij gaf aan dat het wel een wat kwetsbaardere vloer kan zijn die niet geschikt is als je veel feestjes geeft bijvoorbeeld. Maar dat schrok ons niet zo af; ik denk dat het met elke vloer wel zo is dat als er een glas wijn omgaat, je het meteen moet opruimen als je niet wilt dat het er intrekt.”

Grovere structuur dan gebruikelijk

In de woning is een nieuwe dekvloer gelegd, een anhydrietvloer. Daar kan de afwerking prima overheen, legt Van Hemert uit. “Het is een kwestie van het sliklaagje afschuren, diepgronderen, primeren en de afwerking aanbrengen. Je moet bij een anhydrietvloer alleen wel goed op het vochtpercentage letten. Bij zandcement mag dat 2% zijn, bij anhydriet maar 0,5. En zoals bij elke vloer is het uiteraard belangrijk dat het stookprotocol van de vloerverwarming goed is doorlopen.”
De afwerking is niet volledig Stuc Deco, Van Hemert mengde het materiaal met Stuc Granito. “De Granito is ook een kalkproduct maar het bevat wat meer zand. Daardoor wordt de tekening wat grover, waardoor hij beter bij de lemen wand past”, legt hij uit. Ook maakt de toevoeging van de Stuc Granito de afwerking wat ruwer, en dat kan wel fijn zijn voor een vloer.
De man van Ecowonen was blij verrast dat de bewoners de vloerafwerking wilden zo als hij hem voorstelde. “De meeste mensen die voor een naadloze vloer kiezen, hebben hem liefst zo vlak en strak mogelijk. Het nadeel daarvan is dat je er alles op ziet, ook krasjes. Daar zullen ze hier, met deze ruwe tekening, veel minder probleem mee hebben.” De vloer is ook nog voorzien van een beschermende coating, eerst twee lagen in een hoogglans-variant en ten slotte een matte laag.
De vernislaag maakt ook het schoonmaken makkelijker, net als de holle plinten die Van Hemert door de hele woning maakte.

Geen risico’s met de douche

De enige vloer in de woning die Ecowonen op een andere manier heeft afgewerkt, is in de douche. “Dat moest ook een naadloze vloer worden”, zegt Van Hemert. “Met een douchevloer wil ik echter geen risico nemen, daarom heb ik daar een epoxy schraplaag aangebracht. Alle inwendige hoeken heb ik ingegaasd en gekimd, die maak je daar wel waterdicht mee. Het doucheputje blijft echter een zwakke plek. Je kunt die aansluitingen ook wel afdichten, maar vervolgens gaat er een coating overheen. Die wordt vies en vuil en gaat stuk. Dan beginnen vaak de problemen. Dat heb je dus niet met een epoxyvloer.”
Voor de douchewanden gebruikte hij wel de Stuc Deco/Stuc Granito mix, net als voor het keukenblok en een zitbank in de woonkamer. “Ook dat is weer een verrassende keuze van deze opdrachtgevers. Meestal zie je dat voor dat soort dingen een beton ciré wordt gebruikt. Dan krijg je echter een heel andere uitstraling. Dat wordt dicht terwijl dit een beetje een open structuur heeft, je ziet echt dat het kalk is. Je krijgt dat niet met andere materialen, heel fascinerend vind ik dat.” Anders dan de vloer zijn deze oppervlakken twee keer gelakt, éénmaal in hoogglans en éénmaal mat.
Keukenblok en bank zijn opgebouwd met gasbetonblokken, al zou je dat door de rondingen die erin zijn gemaakt, niet zeggen. “We houden allebei niet zo van dat strakke, wat ons betreft mag het wel een beetje sfeer hebben”, zegt Jan over de structuur en de vormen. Van Hemert maakte de rondingen met Ardex A950, hetzelfde materiaal als waar hij de elementen mee uitvlakte. “Ik heb die mortel gebruikt omdat het een heel sterk materiaal is en die onderdelen best wel wat te verduren krijgen. Maar vooral ook om dat je er al één dag na het aanbrengen verder op kunt werken”, zegt hij over die keuze.

Leem, leem en nog eens leem

Vrijwel alle wanden in de woning zijn met leem afgewerkt. Op het merendeel ervan bracht Van Hemert met de spuit een dikke laag basisleem aan. Uitzondering zijn de wanden op de bovenverdieping die met underlayment plaat zijn gemaakt. “Basisleem hecht daar niet op. Daar heb ik hechtleem gebruikt. Dat bevat minder stro en meer klei en cellulose. Hechtleem is ook plastischer dan basisleem en dat is wel zo handig omdat hout toch blijft bewegen.” Evengoed heeft hij de hechtleem volledig ingegaasd. Dat deed hij ook met de basisleem. Enerzijds is dat omdat de wanden van de ruim 250 jaar oude woning uit verschillende materialen bestaan; baksteen van verschillende leeftijden, pleisterwerk, gipsplaten en gasbeton. “Die hebben allemaal hun eigen werking en als je alles ingaast, dan heb je overal dezelfde bescherming”, zegt de stukadoor. Nog een reden waarom hij de basisleem heeft ingegaasd is dat het materiaal behoorlijk dik moest worden opgezet. “Wordt dat meer 1,5 tot 2 centimeter, dan kan de leem gaan zakken. Door er een wapeningsgaas in aan te brengen, voorkom je dat”, legt hij uit. “Eigenlijk gaas ik basisleem altijd wel in, zelfs in een nieuwbouwwoning waar alle wanden van beton zijn. Aan zo’n ondergrond kan leem zijn vocht niet kwijt. Dan krijg je een heel langzame droging en daardoor scheuren. Gaas geeft daar bescherming tegen, het maakt je hele wandafwerking stabieler.”
Afwerken van de wanden zelf deed hij met leemfinish. Net als voor de vloeren maakt hij hiervoor een eigen mix: Leemfinish Dante wit van Oskam en witte Yoshima leemfinish van Claytec. “Die Yoshima bevat wat meer cellulose. Dat maakt hem net wat sterker en hij stoft wat minder”, aldus de eigenaar van Ecowonen. “Ik heb op drie zakken Dante één emmer Yoshima toegevoegd, dan krijg je een stofvrije mix en hoef je de afwerking niet meer te fixeren.” De grove tekening is in die afwerklaag aangebracht, met het spackmes. Het is wat ruwer dan de structuur van de vloer maar doordat de kleuren redelijk dicht bijelkaar liggen én door de holle plinten valt de overgang van vloer naar wand nauwelijks op.

Prachtig plaatje

Het eindresultaat is super sfeervol; niet in de laatste plaats door de combinatie met onder andere flagstones op de wanden, oude deuren en gejut wrakhout. Jan en Esther hebben de styling van hun woning helemaal zelf hebben bedacht; met wat hulp van Pinterest. Ze zijn erg blij dat het is geworden zoals ze het zich hadden voorgesteld. En ook dat de leem- en kalkafwerkingen niet alleen maar mooi zijn, maar ook goed schoon te maken. “Al hebben we wel snel gemerkt dat het handig is om niet met schoenen aan in huis te lopen. Ook op deze vloer zorgt zand voor krassen en aan zand heb je op een eiland geen gebrek.”

=====

Tekst en fotografie: Klokhuys tekst en foto


Regelmatig krijgt Technisch Bureau Afbouw (TBA) als onpartijdige partij het verzoek om de oorzaak van een schade te achterhalen. Zo werd technisch adviseur Onno de Vries door gevraagd naar de oorzaak van scheuren in een naadloze troffelvloer.

De vloer waar technisch adviseur Onno de Vries een kijkje bij moest komen nemen, was in een bestaande woning aangebracht. De cementdekvloer, zo’n 1100 m2 groot, was al eerder afgewerkt met een siergrindvloer. In die grindvloer en in de dekvloer zijn sleuven gefreesd waarin leidingen voor vloerverwarming zijn aangebracht. De sleuven zijn vervolgens door de vloerenlegger dichtgezet met een plamuur van epoxy. Om poriën van de grindvloer zo veel mogelijk af te sluiten, bracht hij een seallaag aan. Daarna maakte hij met een epoxy primer een hechtlaag, ingestrooid met zilverzand, waarop hij een naadloze troffelmortelvloer aangebracht. Een jaar later ontstonden er scheuren in de vloer.

Koude voeten

“Ik zag wilde scheurlijnen in het oppervlak van de vloerafwerking en ik zag en hoorde dat er delen van die troffelvloer onthecht waren”, zegt De Vries over de inspectie van de vloer. Bij de verdeler van de vloerverwarming kon hij de dikte van de troffelvloer vaststellen, dat was ongeveer 8 mm.
“Ook zag ik dat de thermostaat van de toevoerleiding volledig opengedraaid was, naar 55℃. De watertemperatuur was echter maar 27℃. Van de bewoners begreep ik dat de vloerverwarming wel heeft aangestaan voordat de troffelvloer werd gelegd, maar dat het wel een jaar heeft geduurd voordat hij voluit heeft gebrand. Dat was nadat de bewoners aan de installateur vroegen waarom het maar koud bleef in de woning. Die zag toen dat de thermostaatknop maar half open stond, en heeft hem verder opengedraaid.”

Te weinig dekking

Volgens De Vries is de combinatie van deze vloeropbouw en de later ingebrachte vloerverwarming riskant. “Met het infrezen van vloerverwarming worden de sleuven doorgaans niet dieper dan 20 mm. Hier zijn leidingen van 16 mm in de sleuven gelegd. Zelfs als die helemaal onderin de sleuf worden gedrukt, wat bijna nooit gebeurt, blijft er maar 4 mm ruimte over om op te vullen. Samen met de 8 mm dikke troffelvloer die daar dan nog op komt, kom je aan een dekking van zo’n 12 mm. Dat is te weinig.” De technisch adviseur verwijst naar regelgeving voor dekvloeren, NEN 2741, NEN 2742 en CUR-aanbeveling 107, geven allemaal aan dat bij een dekvloer ten minste 25mm bovendekking op de leiding moet worden aangebracht.

Schadelijke schuifspanning

Die minimale dekking is er niet voor niets, maakt De Vries duidelijk.” Als de vloerverwarming aangaat, dan wil de dekvloer inclusief de overlagingen, uitzetten in de lengterichting. Een hechtende en voegloze vloerafwerking zoals hier is aangebracht, kan echter niet vrij bewegen; opbuigen is eigenlijk de enige mogelijkheid. Je krijgt dan een schuifspanning in de twee hechtvlakken: dekvloer-grindvloer en grindvloer-troffelvloer. Door die spanning kunnen de minst goed aan elkaar hechtende lagen hun hechting verliezen.” Volgens de technisch adviseur is bij deze vloer de kans het grootst dat de troffelvloer zijn hechting verliest, die ligt immers direct boven de warmtebron.

Te agressief opgewarmd

De Vries geeft aan dat de mate waarin de dekvloer is opgewarmd, ook een belangrijke rol speelt bij onthechting. “Leidingen in een dekvloer mogen geen water doorvoeren dat warmer is dan 40°C. Hier is die begrenzing aanzienlijk overschreden. Op grond van feiten en mededelingen is mijn conclusie dat de vloerverwarming te agressief in gebruik is genomen; het opdraaien van de watertemperatuur van de vloerverwarming naar 55℃ is de druppel geweest die de emmer deed overlopen.” Volgens de technisch adviseur is het logisch dat het uiteindelijk ook tot scheurvorming is gekomen. “Wanneer de dekvloer afkoelt, wil de vloerafwerking weer terug naar zijn oorspronkelijke lengte. Dat gaat het gemakkelijkst op die plaatsen waar de hechting al verloren is gegaan, op die plek kan nu immers wél vrije vervorming plaatsvinden. Dat is dan ook de plaats waar scheuren optreden.

Hier liever een veiliger keuze

TBA was ook gevraagd naar de mogelijkheden van herstel. Volgens De Vries is het, zeker omdat het om een naadloze vloerafwerking gaat, niet mogelijk om de schade netjes te repareren. Er zitten gewoon teveel scheuren in de vloerafwerking om er weer een mooie naadloos oppervlak van te maken. Daarvoor zou je de vloerafwerking helemaal moeten vervangen. Je kunt je echter afvragen of het verstandig is om weer zo’n vloer aan te brengen. De vloerverwarming kan hier maar gematigd worden gebruikt en blijkbaar was dat in deze woning onvoldoende om de woning het gehele jaar voldoende te verwarmen. Er bestond immers de behoefte dat de installateur de warmte-instelling van de installatie tussentijds verhoogde. Buiten dat bestaat er, zelfs als de watertemperatuur beperkt blijft tot 30-35°C, een risico op vergelijkbare schade. Het lijkt mij dan ook verstandiger om voor een alternatieve vloerafwerking zoals een losliggende laminaat te kiezen. De troffelvloer die er nu ligt kan dan als egaliserende onderlaag worden behouden. Is er onvoldoende bouwhoogte om een vloerafwerking over de huidige troffelvloer aan te brengen, dan zit er weinig anders op dan de huidige vloerafwerking te verwijderen.”

=====

Tekst: Klokhuys tekst en foto

Fotografie: Onno de Vries

Monumenten verduurzamen is zo eenvoudig nog niet. Een bewoner van een honderd jaar oude woning trok zijn eigen plan en pakte het rigoureus aan. De woning kan er weer een eeuw tegenaan en van de ingreep is nauwelijks meer iets te zien. Zo zijn bijvoorbeeld de Jugendstil plafonds weer in ere hersteld.

De website van de Rijksoverheid is duidelijk in de koers. ’De Rijksoverheid wil de CO2-uitstoot verminderen door over te stappen op duurzame energie. Daarom kunt u vanaf 2050 in principe niet meer koken op gas of stoken op aardgas. Dan kan dit alleen nog met duurzame installaties.’ Het is een stevige ambitie, zeker omdat we in ons land niet alleen maar nieuwbouwwoningen hebben die luchtdicht en zonder gasaansluiting zijn gebouwd. Een substantieel deel van de woningvoorraad, bijna 1,5 miljoen, is minstens 75 jaar oud; meer dan de helft daarvan zelfs ouder dan 100 jaar. Hoe verduurzaam je dergelijke bejaarde woningen? Dat was precies de vraag waar de nieuwe eigenaar van een fraai herenhuis uit de jaren twintig van de vorige eeuw tegenaan liep. “Ik wilde deze woning graag verduurzamen. Niet eens zozeer vanwege de doelstellingen van de overheid, maar vooral omdat ik het zelf belangrijk vind, vanwege het milieu. Maar ik kwam erachter dat de meningen er erg over verdeeld zijn wat kan en mag, en dat eigenlijk niemand je precies kan vertellen hoe je zo’n woning van honderd jaar oud moet isoleren en verduurzamen zodat hij aan de wensen en eisen van de hedendaagse tijd voldoet én in goede staat blijft. Ik kreeg bijvoorbeeld adviezen die heel schadelijk zijn voor een huis dat is ooit is gebouwd om op een natuurlijke manier te ventileren en zijn vocht kwijt te kunnen. Vandaar dat ik uiteindelijk heb besloten om het allemaal zelf uit te zoeken en te regelen.”

Heel veel rekenwerk

De eigenaar van de monumentale woning, niet geheel onbekend met bouwen en verbouwen en met installatietechniek, heeft vooral heel veel gerekend. Bijvoorbeeld om te achterhalen waar het dauwpunt komt te liggen als je kiest voor een bepaalde manier van isoleren. “Je hebt hier houten balken die met de kop in de buitenmuur liggen. Die moeten niet gaan rotten omdat jij een isolatiefout maakt”, licht hij toe. “En als je er eenmaal uit bent hoe je gaat isoleren, dan moet je uitvogelen hoe je gaat ventileren, wat de warmtevraag van de woning wordt en wat voor installaties je daar allemaal voor nodig hebt.”
Isoleren van de gevels is gedaan aan de binnenkant, met houtvezelplaten van Pavatex. “Dat is dampopen, er kan dus gewoon nog vochttransport door de muur plaatsvinden”, legt hij uit. “En het draagt eraan bij dat de luchtvochtigheid in huis het hele jaar door zo constant mogelijk blijft. Het is namelijk een capillair actieve isolatie-oplossing, de platen kunnen dus vocht opnemen en weer afgeven.” Op de wanden is wandverwarming aangebracht. Verder zijn de vloeren voorzien van lage temperatuur vloerverwarming.

Goed geïsoleerd, goed geventileerd

Met zo’n ouder huis als dit, is het heel belangrijk om goed te ventileren. Daar is een warmte-terugwin-installatie voor aangelegd. De eigenaar heeft daar zelf met behulp van simulatie- en 3D tekenprogramma’s de nodige berekeningen voor gemaakt en alles uitgetekend. “Ik heb bijvoorbeeld luchtsleuven zo gepositioneerd dat de worp van warme lucht de koudeval bij het raam weghaalt zodat je daar geen condensatie krijgt. En ik heb er ook goed over nagedacht dat ze, waar dat kan, zo min mogelijk in het zicht zitten.”
In feite zijn er drie gescheiden wtw-systemen: eentje voor de slaapkamers, eentje voor de badkamers en eentje voor de woonkamer, eetkamer en keuken. “In de slaapkamer vinden we 16 graden een prima temperatuur, in de woonkamer hebben we het liever een graad of 20, 21. Het zou niet heel efficiënt zijn als je koudere lucht uit de slaapkamer afzuigt en die vervolgens in de woonkamer inblaast waar hij weer naar 21 graden moet worden opgewarmd. Het is immers een warmte-terugwin-installatie, geen koude-terugwin-installatie.”
Bij de compartimentering hoort ook een goede isolatie van de verdiepingsvloeren. Dat is met aerogel gedaan. Die ligt op een klimaatfolie. Op het ultradunne isolatiemateriaal zijn matten met een vloerverwarmingsysteem aangebracht. Vervolgens is er een laag egaline opgekomen en parket. “Voordeel van de aerogel is dat het heel dun is, het totale pakket is nog geen 4 cm. Daarnaast is het ook meteen een heel goede brandscheiding. Niet onbelangrijk want we slapen allemaal boven en er is maar één trap naar beneden.”

Stucplafonds herstellen

Bij de keuze voor actieve houtvezelplaten als capillair actieve binnengevelisolatie had een wandafwerking met leem mooi gepast. Dat sloot echter niet aan bij de uitstraling die de eigenaren voor hun nieuwe woning in gedachten hadden, behang vonden ze daar beter bij passen. En bij die uitstraling hoorde ook de Jugendstil plafonds. Die zaten al van origine in de woning die in die stijlperiode is gebouwd. Voor de enorme verduurzamingsingreep moest echter het huis compleet worden gestript; ook de plafonds zijn verwijderd. “Natuurlijk wilde ik ze wel terug”, zegt de bewoner. “Dergelijke plafonds zijn heel bepalend voor de sfeer, de charme. Als je daar niets mee hebt, moet je zo’n huis niet kopen.” Voor dat heel specialistische stukadoorswerk schakelde hij restauratiestukadoor Rene van Olphen in. “De vraag was of ik álle plafonds in het huis kon doen”, zegt de meesterstukadoor uit Nijverdal. “Dat kan, heb ik gezegd, maar ik wil geen leidingen en sleuven in de plafonds. En dat is prima gelukt, alleen in één van de badkamers zit een ventilatiesleuf in het plafond.”

Uit de rijke Silberling collectie

Volgens oude tekeningen van het huis hadden alle kamers op de verdieping stijlplafonds met lijsten en ornamenten gehad. Het merendeel daarvan had in de loop der jaren echter plaats gemaakt voor schrootjesplafonds, in nog maar één kamer was het originele plafond te vinden. “Dat was een Sliberling plafond”, zegt Van Olphen. “Ik had er mallen van kunnen maken en het ook in de andere kamers terug kunnen brengen maar ze vonden de ornamenten eigenlijk niet zo mooi. In de catalogus vonden ze andere Jugendstil ornamenten die wél naar hun zin waren. We hadden daar de mallen van dus het was geen probleem om het middenornament en de hoekstukken te maken. De lijst kon wel hetzelfde blijven. Ik kon dus een mal van het origineel maken en daarmee nieuwe lijsten trekken.”

Stucanet voor de stevigheid en het beeld

Van Olphen moest de plafonds vrijwel helemaal opnieuw opbouwen. Bij de verbouwing waren ze namelijk tot op de raggels verwijderd. Slechte raggels verving hij door nieuwe, waarna de pleisterdrager kon worden aangebracht. Waar veel stukadoors dat met stucplaten zouden maken, deed Van Olphen dat met stucanet. “Omdat ik dat degelijker vind”, legt hij uit. “Ik breng de stucanet met een overlap van 1,5 maas aan, dan kun je geen scheuren krijgen. Niet dat ik denk dat daar in dit huis met deze klimaatbeheersing veel kans op zou zijn, maar ik kies voor zekerheid. En ik gebruik het ook omdat ik wil dat een leek niet kan zien dat ik zo’n plafond helemaal nieuw heb gemaakt. Met een ondergrond van platen heb je al gauw dat het zó strak en vlak wordt dat je meteen kunt zien dat het niet origineel is.”
Op de laag Stucanet bracht de restauratiestukadoor met Gyproc Excellent een vertinlaag aan. Daarop plaatste hij de sierlijke florale hoekstukken en middenornamenten. In de drie slaapkamers zijn die middenornamenten redelijk forse stukken die uit vier delen bestaan. De ornamenten in de badkamers zijn een stukje kleiner en bestaan uit twee delen. Het aansluitende uitvlakken van het plafond en het pleisteren deed de restauratiestukadoor ook met Excellent. Voor het trekken van de lijsten gebruikte hij een andere gips van Gyproc, de Express.

‘Dondersharde’ kooflijsten

Op de benedenverdieping herstelde Van Olphen de Jugendstilplafonds weer in oude glorie, dus met de originele decoraties. Bij het verwijderen van die plafonds waren de hoek- en tussenstukken en middenornamenten netjes gedemonteerd en bewaard, maar de meesterstukadoor heeft ze niet gebruikt om er mallen en afgietsels van te maken. “Ik werk geregeld met mallen- en ornamentenmaker Oscar Paanen en hij had van deze specifieke Silberling ornamenten de mallen liggen. Dan is het zonde van de tijd om ze zelf te maken. Ik hebben de oude stukken wel bewaard en gerepareerd, zodat ik altijd zelf nog een keer mallen kan maken als dat nodig is.”
Anders dan op de eerste verdieping hadden de plafonds op de begane grond ook nog kooflijsten. Daar heeft Van Olphen wel een stuk van schoongemaakt, gerestaureerd én gekopieerd. “Vierendertig van die stukken heb ik gemaakt. Ze zijn maar 0,8 tot 1 centimeter dik en dat is best kwetsbaar. Daarom heb ik ze gegoten met Calcas 300. Dat is een gips die heel veel kan hebben. Je hoeft er geen gaas in te doen of wat, het wordt echt donders hard!”

Kleurrijk geheel

De Jugendstil plafonds op de begane grond zitten in de woonkamer en keuken, de eetkamer en het kantoor. Opvallend genoeg zijn ze niet wit, in elke kamer zijn ze in een andere kleur gespoten. De plafonds in de woonkamer en keuken zijn creme, in de eetkamer is voor donkerblauw gekozen en in het kantoor voor oudroze. Ook op de verdieping hebben de sierlijke Jugendstil plafonds een kleur gekregen: een is brons, een andere donkergroen en de slaapkamer is kalkwit. De kleurkeuze maakt er ondanks de honderd jaar oude ontwerpstijl een heel eigentijds geheel van. Het slaat een geslaagde brug tussen het historische pand en de uitermate hedendaagse behoefte aan een energiezuinige, gezonde en comfortabele leefomgeving. De nieuwe eigenaar van de woning is er helemaal mee in zijn sas. “Misschien is het niet helemaal volgens de regels van wat je met zo’n oud huis mag doen, maar als je het allemaal volgens die regels doet, dan zou je zo’n huis als dit nooit zo hebben kunnen verduurzamen. We hebben dit huis nu helemaal toekomstbestendig gemaakt én het ziet er vrijwel net zo uit als het was. Het zou toch mooi zijn als meer bewoners van dit soort oude huizen het op zo’n manier zouden kunnen doen? Natuurlijk moet je de investering niet willen terugverdienen. Daar gaat het niet om. Als je er zo naar kijkt dan gebeurt er niets!”

=====

Tekst en fotografie: Klokhuys tekst en foto

Van boerderij naar woonwinkel naar woon-/werkruimte. Architect Geert Gerritsen maakte van de begane grond van het pand in Duiven kantoor, voor zijn eigen Bouwkunsten. De woonruimte op de bovenverdieping is verbeterd en uitgebreid. Vooral de vloer vroeg, met het oog op gewicht, om een doordachte aanpak.

Heel markant is het pand aan de Rijksweg in Duiven niet, maar het staat er wel al lang genoeg om om voor een vertrouwd beeld te zorgen. Reden genoeg voor de gemeente om bij de recente verbouwing te eisen dat het straatbeeld niet al te zeer zou veranderen. Het is niet de eerste verbouwing van het bijna honderd jaar oude pand, dat in de jaren dertig van de vorige eeuw zijn bestaan begon als boerderij. Toen op enig moment de bestemming veranderde in winkelpand, werd aan de achterzijde een deel aangebouwd. Het achterhuis had één laag en een plat dak. Vanwege het beperkte gewicht en de zandgrond kon het af met minimale fundering. De voorzijde van het pand had wel een verdieping, daar was ooit woonruimte van gemaakt. Toen architect Geert Gerritsen het pand kocht om er zijn bureau Bouwkunsten in te vestigen, moest er het nodige aan de benedenverdieping worden aangepast. Dat was hét moment om ook meteen de bovenverdieping aan te pakken. De bestaande woning moest worden verbeterd en geïsoleerd. Gerritsen wilde daarnaast een opbouw op het achterhuis maken om ook daar woonruimte te creëren. “Dat konden we alleen maar doen terwijl we ook beneden bezig waren, naderhand gaat dat niet meer”, aldus de architect. De kap van het pand werd vernieuwd en geïsoleerd. Voor de optopping van het achterhuis koos de architect voor een goed geïsoleerd houtskelet. De oude verdiepingsvloer en het platte dak zijn verwijderd en er is een nieuwe balkenvloer met een dik pak isolatiemateriaal ingekomen. Aan de onderzijde is een dubbele laag gipsplaat aangebracht zodat niet alleen een goede thermische isolatie maar ook afdoende geluidsisolatie is gecreëerd.

Puzzelen met kilo’s

“Met het oog op de fundering en de bestaande constructie van de aanbouw hebben we enorm moeten stoeien met het gewich”, aldus de architect. “Borreman Constructie Adviesbureau uit Heerde heeft voor ons tot op de kilo uitgerekend wat we met de opbouw konden.” Een van de vraagstukken was de vloer met vloerverwarming. Zandcement of anhydriet kon niet, dat zou te zwaar worden. In overleg met Wilfried Brouwer, ten tijde van het project bij Ceves Vergeer werkzaam als projectmanager, zocht Gerritsen naar een passend alternatief. Onder meer plaatmateriaal met ingefreesde leidingen passeerde de revue maar een dergelijke droogbouwvloer had niet de voorkeur van de architect. “Ik wilde liever een vloer met wat meer massa”, legt hij uit. Dat vond hij in een combinatie van de Bekotec-EN dekvloernoppenplaten van Schlüter en een AirBase dekvloer van Ceves Vergeer.

Dunne en lichte oplossing

“Het is een heel licht en heel dun pakket geworden, veel lichter en dunner dan je met een traditionele vloer had kunnen maken”, zegt Brouwer, die namens Ceves Vergeer het project begeleidde. “De Bekotec-platen zijn ultradun, maar 6 millimeter. De verwarmingsleidingen die erin zijn gedrukt, zijn 12 tot 15 millimeter dik en de AirBase vloer die daarover is gegaan is 15 millimeter dik. Dan kom je op een pakket van rond de 3,5 centimeter. Dat is iets heel anders dan bij een traditionele oplossing, dan heb je alleen al 6 tot 7 centimeter zandcementvloer.” Dikte van het pakket was niet echt een issue bij deze verbouwing. De hele bovenverdieping werd opnieuw gemaakt, dus er hoefde geen rekening te worden gehouden met bestaande deuren en kozijnen. Het draaide vooral om het gewicht van de vloer en dat is met een pakket dat half zo dik is als een traditioneel systeem, heel beperkt. “Daar komt nog bij dat een AirBase systeemvloer sowieso al veel lichter is dan een traditionele vloeropbouw”, geeft Brouwer aan. Het gewicht van het totale pakket komt neer op zo’n 28 kilo per m2. Dat is volgens Brouwer zelfs lichter dan een droogbouwsysteem met platen en vloerverwarming. “Daarmee kom je toch ook nog aan 40 a 45 kilo.” Het lage gewicht komt voornamelijk op het conto van het gerecyclede, geëxpandeerde glas dat aan de mortel is toegevoegd. “Met eps zou je het ook een stuk lichter krijgen, maar dan kom je niet aan de vereiste druksterktewaarde”, aldus Brouwer. “Je moet C12 halen en daar voldoen we met 14 a 15 Newton druk per mm2 ruimschoots aan.”

Geen last van de buren

Naast gewicht was ook geluid een belangrijk aandachtspunt voor Gerritsen. In het kantoor op de begane grond wilde hij zo min mogelijk van de bovenburen horen. Een viltlaag aan de onderzijde van de Bekotec-platen zorgt voor forse afname van contactgeluid. “Hoewel we de AirBase-mortel slechts 15 millimeter dik hebben aangebracht, kom je toch nog aan een reductie van 15 dB, en dat is nog altijd meer dan de 10 die vereist is voor appartementen”, zegt Brouwer. De platen zijn alleen met elkaar verbonden door een kliksysteem en los gelegd op de houten ondervloer; verlijmen zou ten koste gaan van de geluidsisolatie.

Razendsnelle vloer

De AirBase vloer, 200 m2 in totaal, is in één dag gelegd door De Vloerenmakers. Het bedrijf uit Erp beschikt over een speciale Bremat mobiele mortelmeng- en pompinstallatie. Normaal gesproken worden daar zandcementvloeren mee gemaakt maar deze wagen heeft in plaats van twee aparte compartimenten (één voor zand en één voor cement), één compartiment waar het materiaal voor de AirBase vloer in zat. Dat werd in Duiven in de mengketel aan de achterzijde van de wagen met water vermengd en vervolgens met een slang naar de bovenverdieping gepompt. Daar zorgde een ploeg van vier man voor het verspreiden, vlak maken en verdichten van de mortel. Anders dan bij vloeivloeren gebeurde het afwerken niet met een drijfrei, maar met de traditionele vloerenrei. “Je kunt dit niet doen met een automatische vloerenrei, daarvoor is het materiaal te snel”, zegt Brouwer. “Daarom werkt dit bedrijf ook met zo’n grote groep, dan kunnen ze elkaar afwisselen.” Evengoed was het flink aanpoten voor de vloerenleggers, het materiaal is maar een half uur verwerkbaar. Voordeel van die korte tijd is wel dat de vloer erg snel klaar is; na drie uur is hij beloopbaar, na twaalf uur kan hij worden bewerkt. Al een dag na het leggen konden de timmermannen verder met hun werk. Nadat ze daarmee klaar waren, is er nog een dunne laag egalisatiemortel op de vloer aangebracht waarna het oppervlak mooi glad en vlak is geschuurd, klaar voor de pvc-vloer.

Probleemoplosser

Bij traditionele vloeren met vloerverwarming is het raadzaam om een opstookprotocol te volgen.
Door de vloerverwarming regelmatig en langzaam op temperatuur te brengen en ook weer langzaam te laten afkoelen, voorkom je dat de vloer te snel droogt, krimpt en gaat scheuren. Volgens Brouwer is dat risico van te snelle droging bij de AirBase vloer niet zo groot. “Bij een zandcementvloer ga je uit van een week droogtijd per centimeter dikte. Dat betekent dat het best een tijdje kan duren voordat de vloer helemaal droog is. Deze AirBase vloer is na één week helemaal droog en uitgehard. Om helemaal zeker te zijn van je zaak, zou je een aangepast opstookprotocol kunnen hanteren.”
Architect Gerritsen had de combinatie van Bekotec-platen, vloerverwarming en AirBase vloer nooit eerder toegepast. “Een heel aardig systeem,” noemt hij het. “En zeker iets om in gedachten te houden voor andere projecten.” Brouwer maakt duidelijk dat het niet iets voor élk project is. “Eigenlijk pas je de AirBase vloer pas toe als er geen andere oplossing mogelijk is, zoals hier. Daar is de prijs eerlijk gezegd ook wel naar. Aan de andere kant verdien je dat deels weer terug doordat je sneller bent en dus minder arbeidskosten maakt.” Belangrijkste winst zit hem echter in het beperkte aantal kilo’s want verzakkingen herstellen is pas echt een prijzige grap.

=====

Tekst en fotografie: Klokhuys tekst en foto

Wie aan stijlplafonds denkt, denkt aan acanthusblad, eikenloof, roosjes, egg and dart. Cannabisblaadjes en leguanen liggen wat minder voor de hand als plafonddecoratie. Bij Oya in Gouda kom je ze echter wel degelijk tegen. Niet geheel verrassend en zeer zeker wel passend, het is immers een coffeeshop.

Voor veel coffeeshops hebben de coronamaatregelen in 2020 en 2021 flink wat veranderingen in de bedrijfsvoering veroorzaakt. Net als voor de meeste horecagelegenheden dreigde een tijdelijke sluiting. Gelukkig voor de coffeeshops kwam het niet zover; ze mochten hun waar blijven verkopen. Maar dan wel via afhaalbalies, klanten mochten niet meer binnen een zitplaatsje aan tafel zoeken. Dat leverde vaak lange wachtrijen op voor de deur. Zo ook bij coffeeshop Oya, aan de Lange Groenendaal in Gouda, waar achter de voordeur een provisorisch afhaalhokje was gemaakt. Geen wenselijke situatie, vond de eigenaar, en werd besloten de boel te verbouwen en anders in te richten. Achterin de zaak werd een afhaalbalie met twee afgeschermde loketten gemaakt. Voor die balie hebben de klanten voldoende ruimte om op afstand van elkaar op hun beurt te wachten.

Klassiek met een eigentijdse touch

De eigenaar van de coffeeshop greep de aanpassing van de indeling aan om meteen wat te doen aan de vloer, de wanden en het plafond. Dat laatste was een eenvoudig systeemplafond; efficiënt, maar niet heel erg passend in een gebouw uit de 17e eeuw. Hij vroeg stukadoorsbedrijf De Keijzer uit Gouda om daar iets moois voor in de plaats te maken, iets dat meer aansluit bij de leeftijd van het pand. “Ze wilden een klassiek plafond met lijsten en ornamenten”, zegt stukadoor Wilco de Keijzer. “Alleen dan wel iets bijzonders, met een eigen touch. Er moesten wietblaadjes in de decoraties worden verwerkt.” De Keijzer maakte zelf een ontwerp. Inspiratie haalde hij uit de gevel van het pand, en uit de vele andere panden in de historische binnenstad van Gouda. “Ik heb al in aardig wat panden gewerkt dus ik heb wel een beeld van wat waar zit, hoe zo’n plafond eruit ziet”, zegt de stukadoor die erg geïnteresseerd is in het oude stukadoorswerk.

Rond hoekstuk

De Keijzer zette zijn ontwerp op papier maar maakte daarnaast ook een aantal proefmodellen in gips van verschillende hoekstukken. “Een tekening zegt de meeste mensen niet zo veel van hoe het eruit gaat zien, ze willen graag iets in het echt zien”, legt hij uit. Uiteindelijk is het een hoekstuk geworden waarvan de takken met de wietblaadjes niet recht zijn, maar een grillige vorm hebben. Niet helemaal zoals cannabis er werkelijk uitzien, maar het is wel sierlijk. En het past ook goed bij de rest van het hoekstuk. De Keijzer maakte de hoek namelijk niet met rechte maar met gebogen lijsten. Ook een eigen idee, net als de profilering van al het lijstwerk. “Niet alle lijsten lenen zich ervoor om in de hoekstukken zo’n mooie punt te maken als er nu in zit. Juist door deze profilering pakt hij zo mooi uit.” De hoekstukken zijn gemaakt uit geprofileerde cirkels van gips die in verstek zijn verzaagd, gedraaid en in een scherpe hoek tegen elkaar aan zijn geplakt.

Weinig haakse hoeken

De lijsten zijn in het werk getrokken. Volgens De Keijzer was dat veel gemakkelijker dan prefab-lijsten in de werkplaats maken. “Die moet je dan daarheen brengen, op maat zagen, inlijmen en dan de naadjes repareren. In het werk trekken gaat sneller en mocht er iets in de ondergrond zitten, dan kun je dat makkelijker volgen dan met een prefab-lijst.” Veel oneffenheden zaten er volgens hem niet in het gipsplatenplafond dat de aannemer had gemaakt. Wat wel voor wat hoofdbrekens zorgde, was dat de wanden van het pand niet erg haaks stonden. Vooral met het aansluiten van de lijsten op de hoekstukken was dat wel een uitdaging. Die ornamenten waren complete stukken die prefab in de werkplaats waren gemaakt. Daar kon dus niet mee worden gesjoemeld door de delen van de cirkel net in een wat ander verstek tegen elkaar aan te zetten. “Uiteindelijk ‘pik’ je wat met de lijsten én met de ornamenten”, zegt de stukadoor over de oplossing.

Opvallende materiaalkeuze

Waar veel decoratieve stucplafonds een rijk gedecoreerd middenstuk hebben, heeft het plafond van Oya eigenlijk een gat in het midden. “Het meeste wat je in Gouda tegenkomt, zijn plafonds met perklijsten, hoekversieringen en middenornamenten. Het leek mij leuk om, naast de wietblaadjes, nog iets te maken dat heel anders is. Een koepel in het plafond ben ik hier nog nooit tegengekomen dus dat leek me wel wat; vooral ook omdat we er in dit pand de hoogte voor hadden.” De stukadoor maakt in de werkplaats van hout een koepelconstructie van zo’n 50 cm hoog en met een diameter van ongeveer een meter. De schenkels werden bekleed met stucanet. De constructie is in het plafond in de coffeeshop gemonteerd en met een ronddraaiende mal werd de pleisterdrager van een dikke raaplaag voorzien en glad afgepleisterd. Rondom de opening bracht de stukadoor vervolgens de versieringen van het middenornament aan: zwierige takken met uiteraard cannabisblaadjes. Die blaadjes zijn behoorlijk gevarieerd. Het ornament bestaat uit acht delen; vier verschillende stukken die gespiegeld zijn geplaatst, maar in de vier stukken is geen blaadje hetzelfde. Aan de hand van voorbeelden die hij van Oya kreeg, boetseerde De Keijzer de blaadjes zelf, met Knauf Fix en Finish. Een opvallende materiaalkeuze voor dit soort werk. De stukadoor licht die keuze toe. “Ik ben wel altijd geïnteresseerd geweest in het oude werk, maar in mijn tijd had je geen restauratie-opleiding. Nadat ik de gezel-opleiding had gedaan, ben ik meteen voor mezelf begonnen. Ik heb wel nog wat cursussen gedaan, maar verder kwam het neer op lezen, luisteren naar anderen hoe zij dingen doen en veel dingen zelf uitvinden en uitproberen. Ik heb eerst geprobeerd de blaadjes met klei te boetseren, maar toen dat niet zo wilde lukken, heb ik Fix en Finish geprobeerd. Het is een gips met een wat langere open tijd waardoor je er goed mee kunt vormen. En het wordt niet zo keihard dus je kunt er ook naderhand nog veel mee doen.”

Leguanen op het plafond

De cannabisblaadjes zijn niet het enige aparte aan het plafond; er kruipen ook wat leguanen van gips over. Vóór deze verbouwing had Oya ook al wat van die opvallende versieringen op de wand, maar dat waren platte varianten. Nu moesten het wat levensechtere dieren worden, zoals het beeldje op balie van de coffeeshop. Dat kon de stukadoor gebruiken als voorbeeld. “Het was best een lastige opgave”, zegt De Keijzer. “Het beeldje is volrond. Je kunt dus niet één mal maken waar je je afgietsel uit kunt halen. Daarnaast zit het beest ook nog eens op een tak, en die wilden ze er niet bijhebben.” Met klei vulde hij de tak uit zodat alleen de hagedis overbleef. Met siliconen maakte hij vervolgens mallen. De hagedis werd in twee delen gegoten waarna De Keijzer de buik en de poten er met de hand aan maakte. Uiteindelijk heeft hij zo één model gemaakt, maar door ze in verschillende posities te zetten, lijkt alsof er zes verschillende beestjes over de getoogde koof kruipen die langs de binnengevel loopt. Samen met de groene led-verlichting in de koof levert het een bijzonder beeld op als je van de straat naar binnen kijkt.

Verschil van dag en nacht

De Keijzer deed het werk samen met zijn broer Patrick en zijn zoon Stijn. De 17-jarige leerling-stukadoor trok de cirkels voor de hoekornamenten, de koepel en de lijsten en hij hielp mee met het boetseerwerk. Mooi werk voor een aankomend gezel, en ook werk dat smaakt naar meer. “Als ik mijn diploma gezel heb, wil ik eigenlijk wel door naar de restauratie-opleiding”, zegt de meesterstukadoor in de dop. Vader en zoon zijn in totaal ongeveer een maand bezig geweest met het bijzondere project. Een week of drie à vier in de werkplaats en nog een week in de coffeeshop zelf. Daar moest ’s nachts worden gewerkt want overdag was de coffeeshop open, legt De Keijzer uit. “We gingen ’s avonds rond acht uur aan de slag, tot een uur of vijf in de ochtend. Elke keer moesten we de steiger opnieuw opbouwen en afbreken, de stucloper leggen en opruimen. En we werkten met drie bouwlampen. Dat doe ik niet graag weer. Met daglicht zie je zoveel andere dingen in het stucwerk dan wanneer er drie keer duizend watt opstaat!”

=====

Tekst: Klokhuys tekst en foto
Fotografie: Klokhuys tekst en foto, stukadoorsbedrijf de Keijzer

Van buiten ziet het eruit als een oude Friese woonboerderij, maar van binnen is het een compleet nieuwe woning. Hooguit wat oude balken geven een idee van hoe van het vroeger was. Het zijn mooie accenten die de moderne afwerkingen als het decoratieve stucwerk nog wat extra smoel geven.

Tot hoe ver de geschiedenis van hun woonboerderij in de omgeving van Leeuwarden teruggaat, hebben de huidige eigenaars niet kunnen achterhalen, maar het pand zoals het nu is, is zeker niet de originele boerderij. Toen ze de boerderij zo’n 20 jaar geleden kochten, hebben ze hem namelijk flink verbouwd om er een aangename woning van te maken; destijds is alleen het voorhuis intact gebleven. Een ingrijpende verbouwing dus, maar vergeleken met de recente renovatie eigenlijk nog best bescheiden. “Toen we er een tijdje in woonden, kwamen we tot de conclusie dat, als je kijkt naar de indeling en naar de zon, we eigenlijk net verkeerd om woonden. De achterkant had eigenlijk de voorkant moeten zijn.” Reden om meteen de hele boel om te gooien was dat niet, en ook de wens om te verduurzamen leidde niet direct tot grootscheepse ingrepen. Een wijziging in de ruimtelijke ordening maakte de optelsom echter compleet. Door de aanpassing verdween het bruggetje dat toegang gaf tot de voordeur. De woning kon alleen nog bereikt worden via een oprit naar de achterzijde, waardoor ook het huisadres veranderde. Hét moment om de ingang van de woonboerderij te verplaatsen naar de achterkant.

Sprekende accenten

En passant werd de hele woning gestript, alleen gevels en dak bleven staan. Die zijn, net als de vloer, voorzien van een pak isolatie en het pand is helemaal opnieuw ingedeeld. Het grootste gedeelte wordt in beslag genomen door de woonkeuken/woonkamer, van elkaar gescheiden door een doorkijkhaard. Aan de linkerkant van de woning zijn op de begane grond ruimtes als de bijkeuken, badkamer en slaapkamer gemaakt. Achterin de woonboerderij zijn op de begane grond nog een paar ruimtes gecreëerd, waaronder een kantoor en een kamer met een forse jacuzzi. Op de nieuwe ruimtes zijn ook nog kamers gemaakt, onder andere twee losstaande slaapkamers, ‘doosjes’ die heel bewust tussen de oude binten zijn geplaatst die bij de herbouw in de jaren zestig zijn gebruikt. “Dat zijn toch leuke dingen om te behouden, die hebben karakter”, zegt de bewoonster daarover. “Al werd het voor ons wel te rommelig als je de volledige constructie van de rieten kap zou kunnen zien. Dat is dus grotendeels achter platen verdwenen die glad zijn gestuukt.” Ook een aantal wanden is strak wit gepleisterd. Waar veel mensen het daar bij laten, kozen de eigenaren van deze woonboerderij ervoor ook een aantal wanden op een veel sprekender manier af te werken. Daarvoor schakelden ze stukadoorsbedrijf Peter Jansen uit Stiens in.

Niet overdrijven met samples

Jansen doet veel decoratieve afwerkingen, vooral met producten van Novacolor. De stukadoor is heel actief op social media met foto’s van projecten. Daar deed de opdrachtgeefster inspiratie op.
“Ik had wel een duidelijk beeld van welke kleuren ik op welke wanden wilde, en dat de afwerking een tekening moest hebben, maar niet hoe dat er dan precies uit moest komen te zien.” Uit de collectie van Novacolor koos ze de producten en de kleuren die ze voor ogen had. Het ging om Marmorino, een kalkachtige pleister waar je wolkachtige effecten mee kunt creëren, en Africa, een decoratieve pleister met een metallic look. Daarmee maakte Jansen een aantal proefpanelen.
“Je kunt ontzettend veel variaties in tekening maken met deze producten”, legt Jansen uit. “Met de Marmorino bijvoorbeeld maak je de tekening in de eerste laag, dat kun je meer of minder grof doen. De tweede laag kun je een andere kleur gebruiken om de tekening wat meer op te halen. En dan kun je hem nog nabehandelen met een wax met bijvoorbeeld brons of goud erin. De gloed ervan kun je bepalen door hem in meer of mindere mate te verdunnen.” Door de vele mogelijkheden is er altijd iets te maken wat in de roos is, maar het kan ook een flinke zoektocht zijn om de juiste variant te vinden. “De truc is dat je geen samples maakt die je niet ook op een grote wand kunt maken”, zegt Jansen.

Uitdagende wand

De Marmorino, gebruikt voor ondermeer de wanden in het kantoor en de zeer lange wand in de gang, is een donkere variant. Het was een ingewikkeld spel om de juiste balans in de tekening van de Marmorino te realiseren. Voor de eerste laag, waar de tekening in wordt aangebracht, werd zwart gebruikt. De tweede laag is donkergrijs, wat de spaanslagen wat prominenter maakt. Vervolgens is de kalkpleister nog geschuurd. “Daar maakten we hem gladder mee én haalden we de tekening weer wat op”, zegt Jansen. “Tenslotte hebben we de behoorlijk verdunde Cerawax aangebracht, eerst in brons en daarna in goud.”
De tweede Marmorino-laag is redelijk glad gepleisterd om het wat dichter te maken. “Als je hem erg open laat staan én je werkt met een onverdunde wax, dan wordt hij vrijwel helemaal brons of goud; de zwarte Marmorino van de eerste laag zou dan hooguit voor wat dieptewerking zorgen”, licht Jansen toe. “Zoals we het nu hebben gedaan, hebben we precies het subtiele effect gecreëerd dat we hier wilden maken.” Zeker bij de 25 meter lange wand langs de woonruimte zorgt dat voor een bijzondere ervaring. Als je erlangs loopt verandert het beeld eigenlijk doorlopend, alsof de wand leeft.
Helemaal bijzonder is dat er, ondanks de lengte van de wand, geen aanzet te zien is. “Dat was nog best pittig”, zegt Jansen, die samen met zijn zoon Sietse werkt. “We moesten het in één dag doen en nat in nat werken. Dan is het belangrijk dat je goed op elkaar bent ingewerkt.”
De wanden in het kantoor en in de slaapkamer zijn op dezelfde manier afgewerkt, met de donkere Marmorino. Gelukkig ging het hier om aanzienlijk kleinere oppervlakken.

Goed ventilatie is belangrijk

In de woonboerderij is een aparte kamer gemaakt voor de jacuzzi. De wanden zijn er blauw en hebben een metalige maar tegelijkertijd ook zachte fluwelige uitstraling. “Dat hebben we gemaakt met Africa van Novacolor, een metallic lak met een glittertje erin”, zegt Jansen. “Als je net de eerste laag hebt aangebracht met de spaan, dan ziet dat er niet zo mooi uit, een beetje saai. Dat was ook precies wat de opdrachtgever zei toen hij het zag nadat we hem net hadden opgezet. Maar daarna maak je hem mooi. Met die eerste laag zorg je dat het overal dekt, dan doe je op de hele wand nog een laag en daar maak je met de spaan de tekening in. Dat maakt hem levendig.” Hoewel dat wel kan, heeft Jansen in overleg met de opdrachtgevers de wand niet voorzien van een beschermende coating. “Ik vind het wat minder mooi, zo’n coating”, zegt de stukadoor. “Voor een keukenwand achter het aanrecht zou ik dat wel aanraden maar voor deze ruimte was dat niet nodig.” En dat terwijl het met de jacuzzi toch een vochtige ruimte kan zijn. “Dat bad staat niet vlak langs de wand dus er zal niet snel water tegenaan spatten”, zegt de bewoonster. “En de kans dat de luchtvochtigheid heel hoog wordt, is niet zo groot, het is een flinke kamer en we hebben voor een goede afzuiging gezorgd.”

Gebruiksgemak staat bovenaan

Ook de badkamer is ruim en goed geventileerd, daar durfden de bewoners de Africa ook aan. Hier is dat een grijze variant van de metallic pleister. Hij is niet in de natte ruimte zelf toegepast maar wel op een aantal andere muren. “De doucheruimte is betegeld, dat leek ons toch veiliger dan stucwerk”, zegt de opdrachtgeefster. “Praktisch gaat wat mij betreft boven mooi. Ik vind dit stucwerk prachtig maar dat mooie gaat er snel vanaf als het stuk gaat of vuil wordt. Daarom heb ik Peter ook gevraagd of het stucwerk in de gang afgenomen kan worden. We hebben twee grote honden en de kans is groot dat die ertegenaan lopen en het vies maken.” Volgens de stukadoor biedt de laag Cerawax voldoende bescherming. “Dat is goed af te nemen. En is hij op een gegeven moment toch wat vies, dan doe je er gewoon een nieuwe laag wax op en hij is weer fris.”

Geen discussies over ondergronden

De ombouw van de doorkijkhaard tussen woongedeelte en keuken is met de donkergrijze Marmorino met brons en goud afgewerkt. Het is het enige onderdeel waarvoor Jansen een specifiek advies voor de ondergrond gaf. “Ik heb gezegd dat op het plaatmateriaal van de ombouw het beste de vezelversterkte Ardex F5 met een wapeningsweefsel erin kon worden aangebracht. Voor de zekerheid, om eventuele temperatuurschommelingen op te vangen”, geeft hij aan. Voor de rest van het huis bestaan de ondergronden voor decoratieve afwerkingen uit gips. Al te strak hoefden die wanden van Jansen niet te zijn, zeker niet voor de Marmorino. “Je gaat er toch een afwerking met een tekening op aanbrengen dus een paar bultjes maakt niet zoveel uit”, licht hij toe. “Het moet niet te gek zijn natuurlijk. Golft het heel erg dan wordt het eindresultaat niet mooi. En je wilt natuurlijk niet dat de ondergrond loszit, of dat er scheuren inzitten. Daarom zijn we wel vooraf komen kijken. Dat doen we altijd. En als het echt niet goed is zeggen we het wel, maar daar ben ik wel voorzichtig mee. Als je teveel commentaar hebt op de ondergrond dan komt dat de sfeer op de bouw meestal niet ten goede. Bij deze bouw wist ik toen we voor het eerst binnenkwamen echter al dat het wel goed zat. Prima sfeer en alles zag er top uit!”

=====

Tekst en fotografie: Klokhuys tekst en foto

Het zijn vooral de iconische panden van de Zuidas die de aandacht op zich weten te vestigen. Maar wie alleen maar oog heeft voor de NACH’s en de Viñoly’s van het Amsterdamse zakendistrict, mist heel interessante dingen. Het nieuwe onderkomen van Mobiquity bijvoorbeeld; bescheiden van formaat en façade, maar ronduit verrassend van binnen.

Mobiquity is een internationaal opererend bedrijf dat onder meer digitale marketingoplossingen maakt. Er werken zo’n 1200 mensen van meer dan 50 verschillende nationaliteiten, verdeeld over vestigingen in Amerika, Australië, India en Nederland. Razend internationaal dus. Maar afstanden en grenzen doen er nauwelijks toe in de online wereld van vandaag. Dus werken Mobiquity’ers over de hele wereld met elkaar samen in super flexibele teams. Het zijn heel relevante ingrediënten geweest voor het ontwerp dat OOK Architecten maakte voor het nieuwe onderkomen van het IT-bedrijf. Dat huidige kantoor ligt overigens op een steenworp afstand van het vorige, beide zitten aan de Tommaso Albinonistraat in Amsterdam. Het nieuwe onderkomen, bestaande bouw overigens, is alleen een stuk groter dan het vorige, en dat was hard nodig want Mobiquity groeit als kool. En misschien gaat dat dankzij het spannende interieur nu nóg sneller.

Bonus op de BG

OOK Architecten won de prijsvraag voor de inrichting van het nieuwe pand. “Een mooie maar simpele opgave”, aldus Robin van Rossum, mede-eigenaar van OOK. En eigenlijk ook niet precies wat het Amersfoortse architectenbureau het liefst doet. “We maken graag een leefomgeving, een plek waar mensen tot hun recht komen. Daar hoort meer bij dan alleen een mooie stoel of vloer; het totaalplaatje moet kloppen. Verder werken we graag met ruwe materialen zoals blank beton, onbehandeld staal, onbehandeld hout. Duurzame materialen die zijn wat ze zijn en tot in lengte der dagen mooi blijven. Dat vinden we interessanter dan een gelakt oppervlak.” Maar bij Mobiquity ging het eigenlijk om vier tamelijk traditionele verdiepingen met systeemplafonds, rondom gevels van glas en in het midden een kern. Die moesten ingedeeld en ingericht worden.
Wat OOK vooral triggerde aan het pand, was de begane grond, een kale parkeergarage met een heel hoog plafond. Dit gedeelte van het pand zat niet in de opdracht maar de Amersfoortse architecten vonden het eigenlijk een mooiere ruimte dan de verdiepingen erboven en bedachten er spannende mogelijkheden voor. “Door het hoge plafond zou je er een tussenlaag in kunnen maken”, schetst Van Rossum de vergezichten die opdoemden. “Achterin zou je een groot gat in het dak kunnen maken, dan had je een patio en ineens heel veel licht waardoor je planten en bomen zou kunnen neerzetten.” Door die onbegrensde blik werd de opdracht binnengehaald. En daarmee de mogelijkheid om met andere materialen te werken dan op de verdiepingen en van het kantoor niet alleen een goede werkomgeving maar ook een aangename leefomgeving te maken. HLE uit Utrecht deed de nodige constructieve ingrepen, Haklander Interieurbouw uit Harderwijk werd ingeschakeld voor de afbouw van het kantoor terwijl Solved uit Amsterdam verantwoordelijk was voor het projectmanagement.

Mega-variatie in werk- en relaxruimtes

In een aantal sessies met medewerkers van Mobiquity werden behoeften en wensen opgehaald. Volgens Jojanneke Tap, die samen met Van Rossum architect van het project was, speelde het feit dat de medewerkers uit allerlei landen komen een grote rol. “Dat zie je terug in verschillende gebruiken en ook in dat ze veel dingen samen doen. De middagmaaltijd bijvoorbeeld is heel belangrijk, die eten ze gezamenlijk dus daar moest een aparte ruimte voor komen. Voor de spelletjesavonden net zo. De begane grond was ideaal voor dat soort dingen.”
Ook voor de verdiepingen was dat internationale karakter behoorlijk bepalend. Er wordt veel in teams samengewerkt met collega’s in de andere landen, en die teams kunnen flink wisselen in samenstelling en omvang; de ene week werken er aan bepaald project tien mensen, de volgende week zijn het er veertig. Dan zijn er, naast het gewone bureauwerk, ook nog de fysieke overleggen, in klein comité en grotere groepen. Om dat allemaal te kunnen faciliteren heeft OOK de vloeren grotendeels opengelaten met hier en daar aanlandplekken, en rondom afgesloten ruimtes om te bellen, geconcentreerd te kunnen werken of te overleggen. Verder zijn er allerlei zitjes en hangplekken, pingpongtafels, voetbaltafels enzovoorts. “Het is echt behoorlijk extreem met alternatieve ruimtes”, vindt Van Rossum.

Geen kapitaalvernietiging

Alles bij elkaar levert het een levendige werkruimte op, en dan is geluid wel een issue. Op de verdiepingen was de geluidsabsorptie al goed op niveau, die waren casco voorzien van nette witte systeemplafonds. Van Rossum: “Meestal kiezen we daar niet voor, laten we liever beton en installaties in het zicht en passen we een akoestische spuitpleister toe als dat nodig is. Maar als zo’n plafond er al inzit, dan haal je het er niet uit. Dat zou kapitaalvernietiging zijn, en niet bepaald duurzaam.” De houten ombouw die interieurbouwer Haklander rondom de kernen maakte, doet ook veel voor de akoestiek, dankzij de geluidsabsorberende materialen die er in zijn verwerkt. De ombouw is multifunctioneel, hij bevat onder meer pantry’s, printerhokken, toiletten, lockers en afsluitbare stilteruimtes.
Het merendeel van de gesloten werk- en overlegruimtes is langs de gevels gemaakt, met verschillende wandsystemen die voor onder meer goede geluidsisolatie zorgen. Haklander schakelde daar een gespecialiseerd montagebedrijf voor in, Wemes Projecten. Het bedrijf uit Harderwijk was redelijk vrij in het uitzoeken van de wanden. “De eisen waren bekend, daarbinnen konden wij met voorstellen komen”, zegt eigenaar Rutger Wemes. “Het merendeel bestaat uit volglazen wanden van IPE, met aluminium frames. Op de bovenste verdiepingen konden we volstaan met wanden en kaderdeuren met enkel glas. Op een lagere verdieping waren de eisen aan de geluidsisolatie wat hoger, daar hebben we wanden en de kaderdeuren met dubbelglas geplaatst.” Het opvallendste aan een aantal van de transparante wanden op de verdiepingen is dat ze niet de gebruikelijke zwarte frames hebben, maar blauwe.

Dynamische wand

Nog veel minder gebruikelijk zijn de overlegruimtes met de Monobloc wanden. Die wanden zijn verdeeld in blokken van verschillende formaten en verschillende materialen; glas, vilt, whiteboard/magneetboard, hoogglans melanine in twee verschillende tinten wit. Op sommige vlakken is verlichting aangebracht. De mix zorgt voor een speels maar niet onrustig effect. Maar in eerste instantie ging het vooral om praktisch nut in de dynamische werkomgeving, legt architect Tap uit. “Deze wanden helpen om heel actief te kunnen overleggen. Als de mensen op hun werkplek zitten met een team en de bureaustoel omdraaien, dan hebben ze een wand waar ze op kunnen schrijven en dingen op kunnen plakken of prikken.” Datzelfde kan ook ín de overlegruimtes, daar bieden de wanden dezelfde mogelijkheden.
De architect kende de Monobloc wanden niet, dat was een voorstel van Wemes. “Ook dit is van IPE, maar het is wel maatwerk voor dit project”, zegt hij. “De architect had aanvankelijk frames van 4 centimeter breed staal in gedachten maar dan heb je geen tolerantie bij de montage. Die hadden we hier wel nodig want zeker de vloer was niet vlak. Daarom hebben we het teruggebracht naar een cassettesysteem met profielen van 4 cm en een standaard onderbak die je naar onderen kunt uitvullen.” Wemes verzorgde het inmeten en de montage. IPE leverde de cassettes met dubbelglas kant en klaar op de juiste maat aan. Van de andere cassettes kwamen alle onderdelen op maat van de leverancier; die hebben de wandmonteurs zelf ter plekke in elkaar gezet. “Het is in feite een modulair systeem dat je als een systeemwand kunt opbouwen”, zegt Wemes. De geluidsisolatie is volgens hem dik in orde. “Door de dubbele beplating en doordat de gesloten cassettes allemaal gevuld zijn met isolatiemateriaal.”

Interieur als arbeidsvoorwaarde

De begane grond ademt een heel andere sfeer uit dan de fraai en strak afgebouwde verdiepingen. Hier is het vooral beton, baksteen en staal wat de klok slaat. Over de helft van de circa 6 meter hoge voormalige parkeergarage maakte HLE Bouw met een staalconstructie en beton een tussenvloer. Op deze entresol zijn werkruimtes gemaakt, wederom met volglas wanden maar ditmaal met zwarte aluminium profielen. Ook deze wanden werden door Wemes geplaatst, net als de glazen doorvalbeveiliging langs de rand van de tussenvloer.
Heel anders dan op de verdiepingen zijn in dit deel van het gebouw de akoestische maatregelen beperkt. In de werkkamers zijn akoestische klimaateilanden gemonteerd en rondom de kern is weer dezelfde ombouw gemaakt als hoger in het gebouw. Voor de rest is er weinig gedaan om het effect van beton, baksteen, glas en staal te verzachten. “We moesten keuzes maken”, legt Van Rossum uit. “De trein reed, de begane grond moest af. Dan is akoestiek zo’n post waar je nog heel veel tijd in kunt stoppen en geld aan kunt uitgeven maar misschien is het wel niet nodig.” De architect spreekt uit ervaring. “We deden een keer een project waar op basis van het akoestisch advies zo’n 500 m2 akoestisch materiaal in moest worden verwerkt. Dat kostte rond de 2 ton. In overleg met de opdrachtgever hebben we toen niet alles gedaan maar alleen op de plekken waar we het makkelijk kon, zo’n 200 m2.” Nadat er 100 dagen in was gewerkt, bleken er nog een paar plekken te zijn waar de akoestiek niet prettig was. Die zijn toen alsnog aangepast en dan was het nog veel minder dan volgens het advies nodig was geweest. “Ik wil hier niet mee zeggen dat akoestisch adviseurs hun werk niet goed doen maar het is zo specifiek; elk gebouw is zo verschillend en dat zijn de gebruikers ook.” Met Mobiquity sprak OOK ook zo’n 100-dagen proefperiode af. Die is inmiddels afgesloten en Tap heeft de ervaringen geïnventariseerd. “Er bleken een paar plekken waar we nog wat aan de akoestiek moeten doen, onder meer in vergaderruimtes. Waarschijnlijk worden dat baffels en geen akoestische spuitpleister want er zitten best wel mooie plafonds in en die willen we niet kwijt.” Om diezelfde reden zijn de bakstenen wanden slechts ‘gekeimd’. “Net als het beton ís het metselwerk het gebouw”, legt Van Rossum uit. “Zet je daar stuc overheen, dan is het weg. Dat moet je niet willen, zeker voor een bedrijf als Mobiquity. Ze zitten in een sector waar de arbeidsmarkt behoorlijk krap is. Daardoor is de werkplek een soort arbeidsvoorwaarde; het trekt mensen als je een gaaf interieur hebt.”

=====

Tekst: Klokhuys tekst en foto
Fotografie: Hans Gorter

Firma Silberling & Zn. maakte eind 19e eeuw ornamenteel stucwerk bereikbaar voor een groot publiek met een grote collectie prefab lijsten en ornamenten. Niet zelden zijn daardoor identieke stukken in verschillende panden door het land terug te vinden maar soms stuit een fortuinlijke stukadoor op een zeldzame Silberlingparel. Restauratiestukadoor René van Olphen had die mazzel, in een landhuis in Twente.

De woning waar de Meesterststukadoor uit Nijverdal tegen het unieke plafond aanliep is relatief jong. Rond 1900 was het nog het kantoorgedeelte van een textielfabriek, vervolgens was het een korte periode boerderij, tot het in 1925 verbouwd werd tot landhuis, compleet met een parkachtige tuin. In die vorm is het altijd gebruikt gebleven maar garantie voor deugdelijk onderhoud heeft dat niet gegeven. Toen de huidige eigenaar het landhuis in 2017 kocht, was het wel aan een grondige renovatie toe. Het pand was nauwelijks geïsoleerd en er waren op veel plaatsen lekkages. Om het bewoonbaar te maken moest het van A tot Z worden aangepakt, te beginnen met de vervanging van het dak. Maar er zaten ook interessante karakteristieke onderdelen in het huis; stucplafonds met lijsten en ornamenten, houten balken plafonds, houten lambrisering, een monumentale haard met natuursteen schouw bijvoorbeeld. Er moesten keuzes worden gemaakt; wat te doen met die monumentale elementen? “Je kunt het natuurlijk allemaal strak maken maar dan is deel van de charme weg en dat was nou juist waar ik op gevallen ben, waardoor we het hebben gekocht”, zegt de eigenaar. “Ik wilde dus het liefst zo dicht mogelijk tegen het oude aanblijven terwijl mijn vrouw meer van modern houdt”, zegt de eigenaar. “We hebben er voor gekozen om de basis klassiek te houden en modern te maken wat later weer ongedaan gemaakt kan worden. Zo hebben we de lambrisering in de leefruimtes verwijderd, die maakte het voor ons te zwaar en te donker. Maar in één kamer hebben we hem laten zitten. Mocht een volgende bewoner de woning terug willen brengen naar de oorspronkelijke staat, dan is er in ieder geval nog een voorbeeld van de lambrisering”, geeft hij een voorbeeld van de aanpak.

DHZ onder begeleiding

Kiezen om bepaalde originele onderdelen te behouden is één ding, daarna komt de vraag hoe je dat dan doet, zeker als ze in niet al te beste staat meer zijn. De zandsteen schouw bijvoorbeeld was door een vorige bewoner geverfd. “Wil je al die dingen écht opknappen dan heb je vaklui nodig en dat is niet gemakkelijk, hebben we gemerkt. Als leek denk je bijvoorbeeld dat een stukadoor ook een plafond kan restaureren maar dat is niet zo, daar heb je een specialist voor nodig. En dat geldt ook voor zo’n houten balkenplafond. Daar komt bij dat niet elke vakman die je vindt staat te springen om ook het rotwerk te doen, zoals de kalkverf van de zandsteen schouw schuren. Veel van die dingen hebben we daarom zelf gedaan, nadat we ons goed hadden laten informeren hoe dat moest.” Zo is het ook gegaan met de geornamenteerde stucplafonds. Een ervan, in een gang, had erg veel te lijden gehad van lekkages vanuit de bovengelegen badkamers. De nieuwe eigenaren besloten te proberen iemand te vinden die het plafond kon redden. Ze kwamen bij restauratiestukadoor Van Olphen uit. Veel viel er niet meer te herstellen en omdat er toch ook nog het nodige aan de leidingen moest worden gedaan om nieuwe lekkages te voorkomen, werd besloten het plafond te verwijderen en later terug te plaatsen. Van een aantal elementen maakte Van Olphen afdrukken om er mallen van te kunnen maken en vervolgens hebben de bewoners het plafond gesloopt. De restauratiestukadoor is blij dat hij er bijtijds bij is gehaald. “Ik maak ook wel mee dat mensen alles er al uit hebben gemept wanneer ik kom. Een leek weet nu eenmaal niet wat je weg kunt halen en wat je moet behouden om het weer terug te kunnen brengen.”

Briefje uit het verleden

Het zou echt zonde zijn geweest als de stucplafonds waren verdwenen want ze zijn zonder meer bijzonder. Volgens Van Olphen is het Louis XVI, een stijl die voornamelijk werd toegepast in het vierde kwart van de 18e eeuw. “In een huis van 1925 is dat niet gebruikelijk. Dan verwacht je meer iets van Art Deco of Jugendstil.” Hoewel het bedrijf rond die tijd ophield te bestaan, vermoedde de restauratiestukadoor dat het prefabstukken van Silberling & Zn zijn geweest. “Ik was ze alleen nog niet eerder tegengekomen en de collega’s waar ik veel mee samenwerk ook niet.” Het bleek wel degelijk uit de collectie van het vermaarde bedrijf uit Amsterdam te komen. De nieuwe bewoner had een hoop bouwdocumentatie uit de afgelopen eeuw, waaronder een briefje uit 1925 van Silberling & Zn. met tekeningen van het profiel van de lijsten en uitleg voor de stukadoor hoe een en ander op het plafond aan te brengen. Ook vond Van Olphen de stukken terug in de catalogus. Die aanwijzingen uit 1925 had de Meesterstukadoor niet nodig. Het nieuwe plafond in de gang is gemaakt op een Stucanet pleisterdrager. De decoraties bestaan uit diverse geprofileerde perklijsten, inlegwerk, florale hoekstukken en bloemenguirlandes. Alle onderdelen zijn nieuw gemaakt aan de hand van het originele plafond. Van Olphen waakte er wel voor om die originele stukken niet eerst helemaal te reinigen. “Als je alle verflagen eraf haalt dan krijg je heel scherpe stukken. Je kunt dan heel goed zien dat het nieuw is. Nu lijkt het alsof dit nog het oude plafond is.”

Nieuw klassiek

In de woonkamer waren twee vergelijkbare Silberlingplafonds gemaakt. Verschil met de gang is hier vooral de vorm, en in de woonkamer zijn twee grote centrale ornamenten aangebracht en tussen de perklijsten hier en daar nog wat bescheiden decoraties. Deze plafonds waren in veel betere staat dan dat in de gang; Van Olphen heeft hier wat scheuren gerepareerd, op een paar plekken het plafond gefixeerd en vooral de boel gereinigd. “Ook hier heb ik de verflagen laten zitten omdat het er anders te nieuw zou gaan uitzien. Er zat ook niet veel verf op, hooguit twee lagen dus alles zag er nog redelijk scherp uit.” Van een van de twee identieke middenornamenten in de woonkamer maakte hij een afdruk; voor de eigen collectie Silberingmallen én om te gebruiken voor een nieuw klassiek plafond in de eetkamer van de woning. “Hier zat origineel eenzelfde houten balkenplafond als we in een van de andere kamers hebben behouden”, zegt de bewoner. “Deze kamer was echter aan de donkere kant en om dan ook nog zo’n donker houten plafond te hebben leek ons niet zo’n goed idee.” Een stucplafond zou het veel lichter maken maar dan moest het natuurlijk wel een stijlplafond worden met lijsten en ornamenten. Het is vrijwel een kopie van de plafonds in de woonkamer geworden, al zijn ook hier de decoraties tussen de perklijsten achterwege gebleven.

Puzzel op het plafond

“Het was een enorme puzzel om dit te maken”, zegt Van Olphen. Hij doelt op de indeling van het plafond; symmetrie was namelijk heel belangrijk voor de bewoners. De lijsten waren niet zo ingewikkeld, die kon hij zo lang maken als nodig was. Ook de laurierblaadjes waarmee de buitenste perklijst is ingelegd, leverden niet zoveel hoofdbrekens op. “Die kun je doorzagen en wat langer of korter maken. Maar de guirlandes was een ander verhaal. Die zijn niet uit te rekken dus je moet werken met de vaste maat die ze hebben. Maar je moet wel zorgen dat je in de hoeken goed uitkomt, dat er niet net een stuk af moet of dat hij juist tekort is.” En dan was er ook nog het middenornament; dat moest precies midden in het veld komen maar ook middenin de ruimte. Extra complicerende factor was het wandmeubel dat nog in de ruimte moest komen, van vloer tot plafond. Daar moest hij wel rekening mee houden bij het bepalen op welke afstand van de wand de lijsten moesten komen. De restauratiestukadoor tekende alles op de grond uit op een stucloper. Toen het naar tevredenheid was en hij het op het plafond wilde overzetten bleek het ineens toch niet te passen. “De wanden stonden 3 cm uit het lood”, verzucht hij. Uiteindelijk is het goed gelukt en zijn zowel de bewoners als de restauratiestukadoor zelf tevreden met het eindresultaat. En dan niet alleen de indeling maar ook hoe het er verder uitziet. “Het middenornament is een kopie van het ornament van de woonkamer, compleet met deukjes en bobbeltjes” zegt Van Olphen. “En doordat ik de lijsten op het plafond heb getrokken, zijn ze niet zo strak als wanneer ik het op de werkbank had gedaan. Daardoor ziet het er allemaal uit alsof het er altijd heeft gezeten terwijl het een compleet nieuw plafond is.” De eigenaar van het landhuis beaamt dat. “Als mensen dit zien dan zeggen ze vaak wat goed dat je dit hebt weten te behouden! ”

=====

Tekst: Klokhuys tekst en foto’s
Fotografie: fotografie: Klokhuys tekst en foto’s, Lambert de Jong

Unilever Benelux is verhuisd van de kop van Feijenoord naar het oude Shell-gebouw aan het hofplein in het centrum van Rotterdam. Architectenbureau Mecanoo maakte volgens de vertrouwde People Place Purpose methodiek het ontwerp dat Unilever op het lijf geschreven is. Verwol verzorgde de complete inrichting van het maatpak, van pasklaar montage- en interieurwerk tot installatiewerk en uitdagende aanpassingen in de constructie.

Stimulerende looproute

Het verschil tussen De Brug en Hofplein 19 kan nauwelijks groter zijn. Het oude Unilever-kantoor aan de Nieuwe Maas, begin deze eeuw ontworpen door JHK Architecten, is een staalconstructie met rondom glazen gevels die als een brug boven de oude boterfabriek zweeft. Het nieuwe onderkomen is een meer alledaagse betonnen constructie die eind jaren vijftig in het centrum van Rotterdam is gebouwd naar een ontwerp van Abspoel. Het heeft negen verdiepingen waarvan Unilever de bovenste zes heeft gehuurd. “Het is een mooi gebouw in zijn eenvoud, maar het bood wel wat uitdagingen”, zegt Arne Lijbers, partner bij Mecanoo en projectarchitect van het nieuwe kantoor van Unilever. Het bedrijf heeft een heel open karakter waarin veel wordt samengewerkt en kennisdeling steeds belangrijker wordt. Daar is een goede verbinding tussen de verschillende afdelingen voor nodig maar de twee ver van elkaar af gesitueerde trappenhuizen aan de kopse kanten van het pand maakten dat een lastig verhaal; mensen blijven dan toch veel aan hun ‘eigen kant’. Mecanoo loste dat op door op elke verdieping vides met trappen te maken. “Niet allemaal boven elkaar, maar verspringend. Daardoor ontstaat er een hele mooie route door het gebouw die kruisbestuiving stimuleert. Al lopend kom je mensen tegen, collega’s van andere afdelingen. Je ontdekt dingen en wordt, bewust en onbewust, gestimuleerd tot samenwerken.

Zware trap

Voor Verwol betekende de oplossing van Mecanoo een interessante uitdaging. De afbouwer uit Opmeer en Delft had al verschillende interieurprojecten voor Unilever gedaan. Naar tevredenheid, want het bedrijf had Verwol benaderd om als afbouwaannemer de complete verbouwing te realiseren. “Dat betekende dat we dus ook op alle zes de verdiepingen de sparingen in de betonnen constructievloeren moesten maken”, zegt projectdirecteur Maarten Booij. De afbouwer beschikt zelf ook over bouwkundige experts maar liet zich evengoed bijstaan door constructeurs. Onder meer voor de Townhall. “Dat is een grote presentatieruimte”, legt Booij uit. “We hebben daarvoor op één verdieping drie sparingen naast elkaar gezaagd en een met hout beklede trap/podium gemaakt.” Omdat daar veel mensen tegelijk op kunnen zitten en staan, was er een zware staalconstructie voor nodig. De vloer eronder is verstevigd met koolstofvezelstrips; die nemen spanningen van de vloer over. “Normaal maken we vooral mooie dingen, dan is het wel heel interessant om met constructieve elementen bezig te zijn.”

Met behoud van beton

Mecanoo ontwerpt volgens de People Place Purpose methodiek. Daarbij staan mensen, de gebruikers dus, voorop. De architect sprak in het ontwerptraject dan ook met veel medewerkers van Unilever. Dat leerde onder meer dat in het oude kantoor weinig rekening was gehouden met akoestiek. Dat kantoor was helemaal open en rumoerig en de overlegruimtes hadden veel last van akoestische lekkage. In het nieuwe kantoor moest dat anders. “Dat klinkt eenvoudiger dan het was”, zegt Lijbers. “Het gebouw heeft een prachtige betonnen constructie, een simpele gevel met grote ramen en aantal zeer karakteristieke elementen zoals de betonnen kolommen en liggers. Alles is dus keihard. Maar we wilden die liggers en kolommen wel in het zicht houden. We hebben samen met Verwol naar oplossingen gekeken om dat te doen en tóch een goede akoestiek te krijgen.”
“We hebben heel veel kunnen doen met een akoestische spuitpleister van Asona”, zegt Booij van het afbouwbedrijf. “Die is vrijwel overal tegen de onderkant van de betonnen vloeren aangebracht. Het materiaal is heel donker, bijna zwart. Dat creëert rust en doordat de kolommen niet zijn meegespoten hebben die donkere plafonds iets oneindigs.” Dat effect wordt nog versterkt doordat de verdiepingen hoog zijn, ruim 3,5 meter. Royal Haskoning, door het bouwteam ingeschakeld voor akoestisch advies, gaf aan hoe dik de spuitpleister moest worden aangebracht en dat hier en daar ook nog iets aan de wanden moest worden gedaan. “In kleine hoge ruimtes doet de akoestisch pleister onvoldoende; daar waren nog wat akoestische wandpanelen nodig”, zegt de projectdirecteur van Verwol.

Standaard maatwerk

Terwijl de geluidsabsorberende spuitpleister absoluut niet opvalt, speelt een andere akoestische oplossing zo ongeveer de hoofdrol in het kantoor. “Bij de analyse van het vorige kantoor viel ons op hoe ontzettend veel spullen Unilever heeft”, licht Lijbers toe. “Dat is logisch natuurlijk, ze maken producten en die moeten worden uitgestald. Alleen leek het daar een soort ontplofte supermarkt. We hebben voor dit kantoor een framework van kasten bedacht; een systeem met verschillende type plekken en functies. Je kunt er producten in plaatsen om te presenteren maar het bevat ook werkplekken; phoneboots, concentratieplekken, loungeplekken. En doordat in de bovenste gedeelten akoestisch materiaal is verwerkt, functioneert het multifunctionele interieurelement ook als geluidsbuffer.”
Mecanoo ontwierp de ingenieuze kastenwand speciaal voor het Unilever-project. “We zijn daarvoor al in een vroeg stadium met Verwol om de tafel gegaan om eerst samen te kijken naar de ambities en de kwaliteit die binnen het beschikbare budget gerealiseerd konden worden. Zo voorkom je dat een compleet uitgewerkt ontwerp niet uitvoerbaar blijkt en moet worden aangepast.” Uit dat overleg kwam onder meer naar voren dat het verstandig was om de kast zoveel mogelijk te standaardiseren. Dat zou het immers aanzienlijk goedkoper maken dan een kastenwand waarvan elk onderdeel uniek maatwerk is. Daarnaast moest Unilever de kasten eenvoudig kunnen aanpassen als daar behoefte aan is. “Denk aan de situatie met corona”, zegt Lijbers. “Dan wil je misschien meer hokjes met de mogelijkheid voor video-calls. Die moet je dan makkelijk kunnen inpassen door een aantal kasten te vervangen. Of als teams krimpen of groeien, dan moet je eenvoudig kasten kunnen weghalen of extra kasten ertussen plaatsen. En als het kantoor toch nog te rumoerig blijkt, moet het simpel zijn om akoestische panelen toe te voegen; dat soort dingen.”
Verwol is goed geslaagd in de missie, vindt Booij. “Het is allemaal maatwerk maar wel in een modulair systeem. Met een beperkt aantal oplossingen kunnen al die verschillende voorzieningen worden gemaakt die Mecanoo voor ogen had. We hebben er zelfs delen van ons eigen wandsysteem in toegepast.” Voor de akoestische panelen die in het bovenste gedeelte van de kastenwanden zijn aangebracht, gebruikte Verwol een viltachtig materiaal van Buckskin. “Het divergeert en absorbeert geluid waardoor je nagalm reduceert.”

Vertrouwd terrein

Unilever maakt ontelbare producten die in boodschappentassen terecht komen. Dat zie je terug in het kantoor, de lange verdiepingsvloeren zijn ingericht met een straat in het midden waar de verschillende merken en teams als winkels aan liggen. Omdat er veelvuldig door het kantoor gelopen wordt, zijn de straten voorzien van slijtvaste harde ingestrooide epoxy gietvloeren.
De straten worden begeleid door de kastenwanden maar er liggen ook ruimtes aan waar Verwol systeemwanden voor plaatste. Overlegruimtes bijvoorbeeld, waar goede geluidisolatie voor werd gevraagd. “Daar hebben we inmiddels veel ervaring mee dus we konden de architect goed adviseren over de wandopbouw en de isolerende borging”, zegt Booij. “Dat is ook het leuke van werken zonder bestek waarin alles is vastgelegd. Dat je samen in het bouwteam naar goede en budgetair haalbare oplossingen zoekt en daarbij je meerwaarde kunt bieden.”
Mecanoo had het de afbouwer niet al te moeilijk gemaakt. ”Er zat een goede filosofie in het ontwerp”, prijst Booij de architect. “De structuur was zo dat er geen glaswanden en deuren waren gericht naar de kant waar je juist privacy wilt of geluidswering nodig hebt. Wanden die je het makkelijkst kunt opwaarderen, waren precies op de juiste plek bedacht.” De scheidingswanden zijn een combinatie van Verwols eigen wanden; de glazen Slimline Clearvison en de gesloten Normstud. De laatste lijkt op een metalstudwand maar is gebouwd in dezelfde profielen als de transparante systeemwand. “Er komt hier veel aan de wanden te hangen”, zegt Booij. “Daarom hebben we geadviseerd om de wanden dicht te zetten met Gyproc Habito. Dat zijn vezelversterkte platen voor de woningbouw waar je goed in kunt schroeven en dingen aan kunt hangen zonder dat er achterhout nodig is. Waar geen achterhout zit is kun je isolatiemateriaal kwijt en dat komt de akoestische waarden ten goede.”

DNA-streng

Een bijzonder onderdeel van het project zijn de vier keukens op de bovenste verdieping van het kantoorgebouw. Ze zijn een wezenlijk onderdeel voor Unilever, daar worden voedselproducten ontwikkeld, getest en gepresenteerd aan horecabedrijven. “Een slim idee om ze op de bovenste verdieping te plaatsen want er is veel luchtbehandeling nodig en dan wil je liefst zo dicht mogelijk bij het dak zitten”, zegt Booij. Keerzijde is wel dat werken in de keuken wat rumoeriger is dan bureauwerk. Om te voorkomen dat de kantoren op de verdieping eronder last hebben van contactgeluid, heeft Verwol daar een extra isolerende laag onder de vloer aangebracht. Die is afgespoten met de donkere akoestische spuitpleister zodat er geen verschil te zien is met de betonnen plafonds.
In de keukens zelf is het betonnen plafond vanwege de hygiëne verdwenen achter een systeemplafond, Rockfon Hydroclean. De betonnen kolommen zijn wel in het zicht gehouden. Daar heeft Verwol een coating op aangebracht die de originele look intact laat maar wel voldoet aan de hygiëne-eisen. De vloeren zijn afgewerkt met een goed reinigbare én slipvaste gietvloer.
Een ander plaatje op de negende dan in de rest van het kantoor dus. Maar toch is het een herkenbaar onderdeel van het Unilever-kantoor want ook op deze verdieping is de kastenwand terug te vinden. “Weliswaar is de layout wat aangepast zodat er bijvoorbeeld keukenapparatuur in kan, maar door hem ook op deze verdieping toe te passen loopt de kastenwand als een soort DNA-streng van Unilever door het hele kantoor”, zegt architect Lijbers. “Wat ons betreft is het dan ook het belangrijkste element in het ontwerp.”

Razend tempo

Unilever Hofplein is met stoom en kokend water tot stand gekomen. Verwol ging in september van vorig jaar de bouwteamtender in. Er lag toen alleen een ontwerp op SO-niveau maar in verband met het verlaten van de toenmalige locatie stond de einddatum wel al vast, in maart moest er worden opgeleverd. Later werd dat nog opgeschoven naar september, maar het bleef kort dag voor een oppervlak van 8500 m2. “We zijn in december gaan bouwen. Toen lag er wel een definitief ontwerp voor het bouwkundige deel maar verder was het technisch ontwerp nog voorlopig. Samen met Mecanoo, Royal Haskoning als technisch en akoestisch adviseur en Arcadis als projectmanager hebben we het voor elkaar gekregen.” Volgens Booij was de ongelooflijke snelheid niet gehaald met een traditionele aannemer. “Hier heb je heel korte lijnen voor nodig, zodat je bijvoorbeeld ter plekke op aangeven van de architect dingen kunt aanpassen. Alleen met zo’n procesdynamiek haal je de snelheid die nodig is om in vijf maanden tijd 8500 m2 kantoorruimte met zoveel techniek erin in te richten.” Het is niet alleen snel gegaan maar ook naar tevredenheid van architect Lijbers. “We hebben zo’n beetje doorlopend overleg gehad en dat ging allemaal heel soepel. Als ik naar het eindresultaat kijk dan ben ik heel blij met hoe de samenwerking is gegaan en welke eindkwaliteit dat tot stand heeft gebracht.”

=====

Tekst: Klokhuys tekst en foto
Fotografie: Ossip van Duivenbode

Designer Outlet Center Roermond heeft een fraaie nieuwe Guest Service. Glansrol in het ontwerp van KERN Architecten uit Roermond is weggelegd voor terrazzo. Een prachtig staaltje vakmanschap van De Vries terrazzo uit Oss, mede mogelijk gemaakt door de zeer behulpzame Belgische aannemer Willemen Construct uit Hasselt.

Tekst: Klokhuys tekst en foto
Fotografie: Willie de Vries

Terrazzo in overvloed
In november van dit jaar viert Designer Outlet Roermond zijn twintigste verjaardag. In twee decennia is het shopparadijs met zijn 185 winkels en 200 internationale designermerken uitgegroeid tot een van de grootste attracties van ons land. Ruim 8 miljoen bezoekers komen er jaarlijks winkelen. Door corona zullen de aantallen voor vorig jaar en dit jaar zeer waarschijnlijk een stuk lager liggen. Maar wanneer de maatregelen van de baan zijn wacht de bezoekers van DOC een mooie verrassing. Begin dit jaar is namelijk het fraaie nieuwe Guest Services opgeleverd. In de ontvangstruimte kunnen gasten terecht met al hun vragen en voor services als (internationale) verzendingen van de aankopen, hands-free shoppen, lockers, opladers voor mobiele telefoons, rolstoelen en ga zo maar door. Alles om shoppers te verwennen. En uiteraard gebeurt dat in een uitermate stijlvolle omgeving, passend bij al die kwaliteitsmerken die binnen DOC te vinden zijn. KERN Architecten maakte het bijzondere ontwerp. Blikvangers in de 240 m2 grote ruimte zijn twee enorme bomen. Gestileerde bomen uiteraard. De stammen zijn lichtzuilen, deels bekleed met stroken hout. Die stroken lopen door op het plafond, het zijn de takken van de bomen. De bomen zijn met messing strips stevig geworteld in een terrazzovloer. Een uitdagende opdracht voor De Vries Terrazzo, dat naast de vloer ook wand- en meubelpanelen en baliebladen moest maken voor het flashy DOC Guest Services.

Uitgekiende opbouw
KERN architecten had voor het terrazzowerk twee verschillende kleurstellingen voor ogen. Het grootste deel moest met een lichte uitvoering worden gedaan. Alleen voor een halve cirkel waar de balie voor verzendingen in staat, en de bladen van die balie, had de architect een donkerder variant in bedacht. De wens was ook om vooral veel grove korrels te gebruiken. “Er waren voorbeeldjes van wat ze wilden zodat ik monsters kon maken”, zegt Willie de Vries. “De kleuren waren geen probleem maar de korrels kon ik niet op die manier doen. Voor goede terrazzo heb je een uitgebalanceerde korrelopbouw nodig, van klein naar groot. Als je in verhouding teveel grote korrels gebruikt krijg je te veel cement in het mengsel en cement is het zwakste onderdeel van terrazzo. Te veel daarvan en je krijgt enorme krimp en scheuren.” De terrazzo toplaag moest 20 mm dik worden. De Vries maakte naar tevredenheid van de architect monsters met 12 tot 16 mm als grootste korrel. Het lichte mengsel bestond uit witte Carrara 2, 1 en 0, bruin geaderde Botticino 2, groene Verde Alpi 1, Carrara zand, zilverzand en wit cement. Voor het donkere mengsel gebruikte hij grijze Bardiglio 2, Bardiglio 000, Botticino 2, groene Verde Alpi 1, ziilverzand en wit cement.

Betrouwbaar alternatief
De kwaliteit van een terrazzovloer wordt niet alleen bepaald door het mengsel, ook de ondergrond is van wezenlijk belang. Hier was dat een kanaalplaatvloer en daar was De Vries niet gerust op. “Met zo’n ondergrond zou de terrazzo toplaag precies op de langsnaden kunnen gaan scheuren. Dat risico wilde ik niet nemen dus ik stelde voor om de vloer zwevend te leggen. Eerst een 4 mm dik membraan aanbrengen, daarop een 7 cm dikke D20 zandcementvloer met een wapening erin en dan de 2 cm dikke terrazzo toplaag. En uiteraard dilateren op maximale veldgrootte.” De wensen van de terrazzoman bleken niet haalbaar, er was onvoldoende hoogte voor deze opbouw. Aannemer Willemen Construct uit Belgische Hasselt kwam met een alternatief voor de dekvloer, Weberfloor 4350 fiber van Beamix. “Dat is een hechtende gietvloer met een kunststof wapening erin’’, zegt De Vries. “Ik kende het niet maar heb nagevraagd bij TBA of dit een goede oplossing was en zij gaven een positieve reactie. Ik heb de aannemer wel gezegd dat het superstrak moest worden gelegd omdat je onvlakheden in de ondergrond kunt terugzien in je terrazzo. Ze hebben daar goed naar geluisterd, de dekvloer lag er perfect bij.”

Behulpzame aannemer
Bijkomend voordeel van de Weberfloor is volgens De Vries dat je er snel op kunt. Al een dag na het aanbrengen kon worden uitgezet waar de messingstrips moesten komen. Een heel nauwkeurig karwei want de strips moeten exact in lijn komen te liggen met de takken op het plafond. “Gelukkig had Willemen daar een specialist voor ingehuurd, met Total Station was het precisiewerkje in twee uur gedaan”, zegt De Vries. Ook het aanbrengen van de 125 meter strips zelf ging dankzij de hulp van de aannemer aanzienlijk sneller dan verwacht. “We moesten in totaal 125 meter strips aanbrengen. Het merendeel 1 cm dik en 2 cm hoog. Een van de strips moest worden gebogen, daar hebben we een wat dunnere voor gebruikt.” Normaal plakt De Vries de messing strips maar ditmaal had hij voor de stevigheid voor een andere methode gekozen. “Ik heb een smid er lipjes aan laten lassen, om de 20 cm. Allemaal 5 mm onder de bovenkant van de strip, zodat we ze niet kapot zouden maken met het schuren van de vloer.” De Vries had een paar dagen ingepland om de strips met boren en schroeven vast te zetten maar het bleek veel sneller te kunnen. “De aannemer hielp ons met een schiethamer, zo was het in één dag gedaan!”

Overzichtelijk werk
Hoewel de vloer 180 m2 groot is, is hij nergens gedilateerd. De Vries had wel om dilataties gevraagd maar het inzagen van de ondergrond paste niet meer in de planning van de aannemer. Er zitten echter zo veel strips in de terrazzovloer dat de terrazzoman het ook zonder dilataties wel aandurfde. De grote hoeveelheid vakken had nog een voordeel, vooral om dat ze relatief klein zijn. “We werken met z’n tweeën, mijn zoon Roel en ik. Dan kun je maar een beperkt aantal vierkante meters per dag maken, en dan moet er niets tegen zitten. Door al die kleine vakken was het voor ons heel overzichtelijk om dagproducties in te plannen die we zeker konden halen.” Alleen het donkere vak was te groot om met twee man in één dag toe doen, daar kreeg De Vries terrazzo hulp bij van collega Rijbroek uit Erp.

Millimeterwerk
Naast de vloer maakte De Vries vloeren ook nog 47 m2 terrazzo platen voor de bekleding van wanden en meubels. De kleur correspondeert met die van het vloerveld waar de wand of het meubel in staat. De wandplaten zijn 255 cm hoog en variëren in breedte, van 88 cm tot een meter. Ook de platen voor de bekleding van balies en bloembakken hebben uiteenlopende afmetingen. De Vries maakte de zijplaten voor de meubels allemaal 2 mm groter dan de opgegeven maten. “Ze moesten rondom de meubels bevestigd worden met kit en als je geen rekening houdt met de dikte van die kitlaag en het slijpen van de zijkanten die in het zicht komen, dan sluiten de platen niet mooi op elkaar aan.”
De prefab onderdelen moesten allemaal 2 cm dik worden. Dat had consequenties voor de manier waarop De Vries ze maakte. “Meestal stort je prefab delen als aanrechtbladen op de kop maar we hebben dit allemaal met de zichtzijde naar boven gedaan. In zulke elementen moet wapening en met 2 cm dikte en korrels van 12 tot 16 mm dik is dat lastig als je op de kop stort en de wapening bovenin komt. Nu hebben we onderin de mal een gegalvaniseerd wapeningsnet van 3 mm dik gelegd en daarna de mal volgestort. Als je dan een klein beetje trilt komt de wapening iets omhoog. Niet zoveel dat je hem gaat zien wanneer je de zichtzijde gaat schuren maar net genoeg om er cement onder te krijgen zodat de wapening wat buigtrekkracht kan opvangen.” Ondanks de wapening deed De Vries liever niet zelf het transport en de montage. Dat werd nu verzorgd door aannemer Willemen. “Dat is heel goed gegaan, ik heb maar één plaat een beetje hoeven bijwerken”, zegt De Vries vol lof.

Voor het opgemaakte artikel met alle foto’s kunt u Mebest 2021-2 bekijken.  Bekijk online de digitale bladerversie.

Schrijf je nu ook in voor onze nieuwsbrief!