Exotisch, een tikje mysterieus, verre van saai en ook nog eens functioneel; het eeuwenoude tadelakt had alles mee om in 21e eeuw een interieurhit te worden. Tot een doorslaand succes kwam het echter nooit. De bewerkelijkheid en de prijs gooiden roet in het eten. Door opkomst van goedkopere alternatieven bleef de Marokkaanse kalkafwerking een exclusieve niche. Maar nog altijd omgeven door de nodige geheimzinnigheid.

Tekst: Klokhuys tekst en foto
Fotografie: Heinsius Clay & Tadelakt, Tuomas Markunpoika

Reactie is actie

‘Tadelakt’, noemden we vorig jaar in een uitgave van Mebest de wandafwerking in een woning. “Klopt niet!”, reageerde Martijn Heinsius van Heinsius Clay & Tadelakt. “De kalk komt niet uit Marrakech en het is niet afgewerkt met een steen, en dat zijn mijns inziens toch de twee criteria waar een afwerking aan moet voldoen wil je het tadelakt mogen noemen.” Een interessante reactie, zeker omdat Mebest in de afgelopen jaren een aantal tadelakt-projecten beschreef waar geen steen aan de afwerking te pas was gekomen. Hadden we het destijds bij het verkeerde eind? We gingen op bezoek bij Heinsius, die al vijftien jaar met tadelakt werkt. Hij leerde het vak bij Tierrafino, het bedrijf dat zowel leem als tadelakt op de kaart zette in Nederland. “Ik heb in de eerste jaren vooral heel veel stalen gemaakt”, zegt Heinsius. “Er mislukte een heleboel en daar leer je ontzettend veel van; vooral dat tadelakt een heel temperamentvol materiaal is dat vrijwel nooit hetzelfde is en doet.” En dat heeft volgens hem veel te maken met de oorsprong en de productie van het materiaal.

Branden en blussen

De basis van tadelakt is kalksteen. En wel de kalksteen die wordt gewonnen in de omgeving van de Ourika-vallei in Marokko, op een klein uurtje rijden van Marrakech, schetst Heinsius. “Je vindt kalk op allerlei plekken in de wereld, maar de natuurlijke samenstelling is nergens exact hetzelfde. Kalk is een sedimentair gesteente; het ontstaat door de opeenhoping van de kalkhoudende stoffelijke resten van organismen die in zee leven. Pure kalk bestaat uit calciumcarbonaat maar er zitten vaak ook andere dingen in zoals silica, zouten, metaaloxides en dergelijke. Alleen daardoor al kan er verschil zitten tussen kalk uit verschillende landen.”
Om er een kalkmortel van te maken, worden de kalkstenen gebrand. “In Marokko doen ze dat in aardovens; grote kuilen in de grond waarvan de wanden worden bekleed met leem”, zegt Heinsius over dat procedé. “Nadat zo’n kuil is volgestort met kalkstenen, wordt hij afgedekt met restanten van palmbomen. Het vuur wordt een dag actief gevoed vanuit een kamer ernaast, waarna ze het langzaam laten afkoelen. Na een aantal dagen afkoelen worden die stenen uit de kuil gehaald, kapotgeslagen en geblust met water. Dan wordt het door een zeef gegooid en heb je de kalkpoeder voor tadelakt.”

Wezenlijke verschillen

In de basis is het Noord-Afrikaanse procedé niet eens zo heel anders dan hoe in Europese fabrieken kalkpleisters worden gemaakt; branden, fijnmaken en blussen. Maar toch is er een wereld van verschil, zegt Heinsius. “In een fabriek is het hele proces gestuurd, gecontroleerd en gestandaardiseerd. Bij tadelakt is het nogal natte vingerwerk. De aardovens hebben niet altijd dezelfde temperatuur, er wordt niet altijd even heet gebrand en met dezelfde hoeveelheid water geblust, om maar een paar voorbeelden te noemen.” Wezenlijk anders is ook het gebruik van vulstoffen. Bij fabrieksmatig geproduceerde kalkpleisters wordt zand in verschillende korrelgroottes toegevoegd. Het zorgt voor een mooie opbouw van fijn naar grof wat het risico van oppervlaktespanningen en krimpscheuren beperkt. “Aan tadelakt wordt geen zand toegevoegd. Naast het fijne bindmiddel bevat het wel grotere deeltjes maar dat zijn stukjes grof gebrande kalk die niet zijn stuk gebrand en vermalen. Er is dus wel een opbouw maar de grafiek is bij lange na niet zo gelijkmatig en evenwichtig als bij een fabriekskalk. Geen batch is dan ook hetzelfde en zelfs binnen een batch kan er veel verschil tussen zakken zitten. Dat maakt het onmogelijk om te voorspellen wanneer het exact afbindt en om, zoals bij een fabrieksmatig geproduceerde kalk vaak wel gebeurt, aan te geven na hoeveel tijd je de volgende handeling kunt doen.”
Dan is er nog de bewerking, en vooral de befaamde steen die daar voor nodig is. Volgens sommigen is dat een romantische fabel maar volgens Heinsius een absolute must om van tadelakt te mogen spreken. “Tadelakt is een techniek van honderden jaren terug. Toen hadden ze in de bergdorpen in Marokko nog geen stalen spanen voor de eindafwerking. Ze deden dat met het hardste materiaal dat ze konden vinden en dat was een steen. Dat geeft het karakteristieke gewolkte uiterlijk. Gebruik je een stalen spaan dan krijg je een heel ander beeld. Die geeft namelijk rechte strepen en die maakt zo’n steen met zijn afgeronde gepolijste randen en hoeken niet.”

Hout, plastic en steen

Het masseren met de steen is zo’n beetje de laatste handeling. “Eerst week je de kalk in met water”, begint Heinsius zijn uitleg van de verwerking zoals hij die in Marokko heeft geleerd. “Na een dag of vijf meng je het tot een pasteuze massa. Die breng je in een dikte van 4 tot 5 millimeter aan op een voorbevochtigde ondergrond. Na het opstijven, en vooraf is moeilijk aan te geven hoelang dat duurt, schuur je met een houten schuurbord. Daarmee herstructureer je het materiaal, je duwt in feite de grove korrels naar binnen en haalt de fijne korrels en de kalkmelk naar het oppervlak.”
In de volgende fase pleistert Heinsius met een flexibele spaan. “Daarmee druk ik ook weer grove korrels naar binnen en haal ik de fijne korrels naar boven.” Een delicaat proces, aldus de ervaringsdeskundige. “Doe je het te vroeg, te hard of te lang dan kun je de hechting met de ondergrond verstoren en loop je de kans dat het later, na nóg een keer pleisteren, van de muur valt. Maar je voelt het en je hoort het als je bord of je spaan niet meer over de grove korrels schraapt.”
Pleisteren doet Heinsius met een plastic spaan. “Ook die was er natuurlijk niet toen de tadelakt techniek ontstond, waarschijnlijk deden ze dat ook met een steen. Maar ook in Marrakech doen ze het nu niet meer zoals honderden jaren geleden, ook daar hebben ze gezocht naar manieren waarop het gemakkelijker kon. En dus zijn ze op enig moment stukken flexibel plastic uit jerrycans gaan snijden om mee te pleisteren.” Maar het uiteindelijke masseren met de steen is gebleven. “Via zo’n klein en hard stuk gereedschap kun je de nodige kracht vanuit je schouder direct op het oppervlak overbrengen. Dat is nodig om het juiste uiterlijk te krijgen, én voor de glans. Je comprimeert de laag er nóg meer mee, en hoe gladder het oppervlak, hoe meer het glanst.”
Als hij de glans nog niet voldoende vindt, boent hij het oppervlak nog na met een prop dun plastic. Tenslotte, na zo’n 4 tot 24 uur droging, smeert hij het oppervlak in met een mengsel van water en Sabon Beldi, de Marokkaanse zwarte olijfoliezeep. Die masseert hij in met de steen. “Het maakt de laag nog weer wat dichter; door de reactie van zeep en kalk wordt het oppervlak nog meer waterafstotend dan de kalk al is.”

Eerlijk verhaal

Vooral doordat het zo enorm arbeidsintensief is, kost tadelakt al snel ruimschoots meer dan € 200,00 per m2. Het is dus niet zo gek dat er minder prijzige varianten zijn, vindt Heinsius die zelf voor afwerkingen buiten de douche ook goedkopere opties aanbiedt. “Andere reden dat er alternatieven zijn is dat tadelakt een moeilijke techniek is die je pas na jaren écht onder de knie hebt. Het punt is alleen dat je die alternatieven geen tadelakt moet noemen. Het is weliswaar geen beschermde naam dus in principe is iedereen vrij om zijn product of werk als tadelakt aan te bieden. Het gaat echter om integriteit. Zonder die kalk uit Marrakech en de authentieke afwerking met de steen is het gewoon niet hetzelfde product. Het materiaal is anders, reageert anders en het uiterlijk is anders. Op die verschillen moet je je klant wijzen, anders neem je hem in de maling.”

Natte ruimtes

Eén van de redenen waarom tadelakt zo’n mooie toekomst leek te hebben, is dat het door de waterafstotendheid in natte ruimtes kan worden toegepast. Heinsius plaatst daar wel wat kanttekeningen bij. “Tadelakt is niet waterdicht maar dampopen. Als het nat wordt dan neemt het in de bovenste millimeters vocht op en laat dat later weer los door verdamping. Dat betekent dat goede ventilatie belangrijk is. Verder moet het oppervlak regelmatig met de zeep worden behandeld om het waterafstotend te houden. Je kunt het materiaal ook afsluiten met bijvoorbeeld een was maar dat raad ik nooit aan. Trekt er toch vocht in door een klein gaatje, dan kan het er niet goed meer uit, en opgesloten vocht zorgt voor problemen.”
Heinsius geeft aan dat tadelakt kan verkleuren als er vaak langdurig contact is met water. “Dat kan gebeuren doordat een plek zo hard is gemasseerd met de steen dat het zo verdicht is dat vocht er daar wat minder makkelijk uit verdampt. Het droogt wel maar het duurt wat langer en daardoor kan er een donkerdere plek in het materiaal ontstaan. Als je de kans op zo’n verkleuring niet erg vindt, dan kan tadelakt prima in de douche of de keuken worden toegepast. Wie een onderhoudsvrije afwerking wil die er na vijf of tien jaar nog net zo uitziet als bij de oplevering, kan voor die ruimtes beter iets anders kiezen.”
Voor horizontale vlakken waar water op kan blijven liggen, raadt hij tadelakt af. Dat zit hem in de problemen die opdrachtgevers, ondanks informatie en advies vooraf, toch kunnen hebben met een verkleuring. “Horizontale vlakken die nat worden moet je altijd droogmaken en die discipline heeft lang niet iedereen. Douchevloeren doe ik daarom niet. In principe moet water weglopen maar bij de afvoer blijft vaak toch nog wat staan. Het materiaal waar je mee werkt is de ene keer nu eenmaal grover dan de andere. Dan kun je geen laagdiktes tot op de halve millimeter nauwkeurig maken en dat is wel wat nodig is om precies aan te sluiten op een douchegoot.”

Ondergronden

Tadelakt kan op veel ondergronden worden aangebracht maar zeker niet op alle, is de ervaring van Heinsius. “Het is belangrijk dat de ondergrond stabiel is, niet werkt. Tadelakt is weliswaar een kalk en kalk is enigszins flexibel maar doordat je het materiaal zó verdicht, raakt het die eigenschap kwijt en breekt het als de ondergrond teveel beweegt. Daarom werk ik ook niet op nieuwe kalkzandsteen omdat dat nog iets kan inklinken.” Op gips of gipsplaten werkt hij er nooit mee. “Dat kan de trekkracht die tadelakt tijdens het drogingsproces ontwikkelt niet aan. Het enige plaatmateriaal waar ik op werk is Fermacell, liefst op een metalen regelwerk omdat hout werkt. De platen moeten in twee lagen zijn aangebracht; de eerste laag geschroefd en de tweede verlijmd.” Heinsius behandelt de ondergrond voor met P51 primer van Ardex en een laag A950 van hetzelfde merk, met een wapening erin. “In natte ruimtes is het verder belangrijk om ervoor te zorgen dat er geen vocht in de ondergrond kan komen dus dan moet er kimband bij de aansluiting van de wand en de vloer; net als wanneer er betegeld wordt.”

Voor het opgemaakte artikel met alle foto’s kunt u Mebest 2020-4 bekijken.

Download de gratis Mebest-app