Brokjes marmer in kalk, daarmee begon in het Venetië van de 15e eeuw het verhaal van terrazzo. In de eeuwen daarna vond het ambacht zijn weg door de wereld, ook naar Nederland. In 2021 maakte terrazzo de omgekeerde reis. Twee architectuurstudio’s en een terrazzobedrijf van Nederlandse bodem verzorgden voor de 17e Architectuur Biënnale twee indrukwekkende installaties waarin een glansrol is weggelegd voor het veelzijdige materiaal.

Wie wil weten hoe de architectuur van de (nabije) toekomst er zal uitzien, gaat naar Venetië; naar de 17e Architectuur Biënnale, de Olympische Spelen van de architectuur. Van 22 mei t/m 21 november 2021 presenteren architecten daar hun antwoord op de vraag; How will we live together?. Een vraag die curator, architect en hoogleraar Hashim Sarkis stelt omdat, zoals hij aangeeft op de website van de Biënnale, thema’s als de toenemende polarisatie en de groeiende kloof tussen rijk en arm om architectuur vragen die het de mens mogelijk maakt om op een warme, humane manier samen te leven. In de Giardini presenteren een kleine vijftig landen in paviljoens hun visie daarop. Naast de landeninzendingen, de Nederlandse is georganiseerd door Het Nieuwe Instituut, is ook een aantal individuele architecten uitgenodigd door Sarkis. De curator ziet die als belangrijke exponenten van de hedendaagse en toekomstige architectuur; ontwerpers die een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de tentoonstelling. Zowel Studio Ossidiana uit Rotterdam als Studio L A uit Amsterdam kregen zo’n ‘wild card’; hun installaties zijn te bewonderen in de Corderie, de voormalige touwslagerij in het Arsenale. Hoewel de twee studio’s heel verschillende inzendingen maakten, is er een aantal rode draden die de installaties verbinden: terrazzo, terrazzobedrijf Tomaello en ontwerper/materiaaldeskundige Baukje Trenning.

City to Dust

Studio L A is opgericht door Lorien Beijaert en Arna Mačkić. Hun inzending voor de Biënnale, ontwikkeld in samenwerking met Baukje Trenning, heet City to Dust. Het is een confronterende installatie die de bezoekers laat zien, horen en voelen wat massatoerisme met Venetië doet. City to Dust is de plattegrond van de historische stad, uitgevoerd in rood-witte terrazzo tegels, waar de route van de bezoekers van de tentoonstelling overheen leidt. Bij de opening van de Biënnale op 22 mei lag de stad er smetteloos en ongerept bij. Maar meteen al bij de eerste stap van Ilja Leonard Pfeijffer – de auteur van Grand Hotel Europa opende de installatie – ging dat beeld in diggelen; de tegel barstte. Het was geen ongeluk. Een half jaar, tienduizenden bezoekers en honderdduizenden, misschien wel miljoenen voetstappen verder, moet de hele plattegrond in gruzelementen liggen. De boodschap die Studio L A en Trenning afgeven met de installatie is niet mis te verstaan. Met het echte Venetië gaat de destructie weliswaar minder snel, maar het effect van meer dan twintig miljoen toeristen per jaar zal uiteindelijk niet anders zijn.

Breuk als eis

De keuze voor terrazzo komt op het conto van Trenning. De ontwerper, onderzoeker en docent aan de Academie voor Bouwkunst Amsterdam was vanwege haar grote expertise op het gebied van materiaaltoepassingen door Studio L A gevraagd mee te denken over de uitvoering van hun idee. “Aanvankelijk hadden Lorien en Arna het plan om met keramische tegels te werken, maar dat was om een aantal redenen niet logisch. Ik had al vaker met terrazzo gewerkt en dat leek me beter geschikt voor dit doel, al wist ik ook niet zeker of álles wat we wilden ook daadwerkelijk zou lukken met het product.” Omdat ze in het verleden succesvol met Giulio Tomaello had samengewerkt, nam Trenning contact met hem op voor het onderzoek naar de mogelijkheden en de productie van de installatie. “De eisen die aan de tegels werden gesteld, waren heel bijzonder”, blikt de Vlaardingse terrazzoman met Venetiaanse voorouders terug. “Het idee was dat de tegels in de loop van de zes maanden die de tentoonstelling duurt, steeds meer kapot gaan. Aan het eind van de tentoonstelling mag er bijna geen tegel heel zijn en moeten er alleen maar kleine stukjes over zijn.”

Canal Grande in Bianco Verona

Zo’n anderhalf jaar lang zetten Tomaello en zijn medewerkers samen met de ontwerper al hun kennis, ervaring en nieuwsgierigheid in om het concept te realiseren. De uitzonderlijke wensenlijst riep allerlei uitvoeringsvragen op. Hoe groot? Hoe dik? Wat voor mengsel? Hoe sterk? Hoe zwak? Wat voor wapening? Enzovoorts enzovoorts. En vrijwel elk antwoord had consequenties voor de volgende vraag. “Het is meestal een kwestie van gewoon maar beginnen”, zegt de ontwerper. Voor de ontdekkingsreis bij het terrazzobedrijf in Vlaardingen van start ging, had ze vooraf in haar eigen studio een tegel gemaakt van 50 x 50 cm, 12 mm dik. “Dat was fijn, dan heb je een beginpunt, een praatstuk van waaruit je verder kunt”, vindt Tomaello.
De zoektocht naar bijvoorbeeld het juiste mengsel leidde naar een speciaal soort cement die volgens Tomaello eigenlijk niet geschikt is voor terrazzo. “Je kunt er een heel sterke beton mee maken maar voeg je korreltjes toe, dan verzwak je het.” De korrels Bianca Verona moesten echter wel in het rood gepigmenteerde mengsel worden verwerkt om op de plattegrond van Venetië het verschil tussen land en water zichtbaar te kunnen maken. En op zich was het ook niet erg dat de tegels er minder sterk door werden, het was immers de bedoeling dat ze zouden breken. Alleen moest dat wel op de goede manier gebeuren; geleidelijk en goed zichtbaar. “In eerste instantie hadden we het idee om het land uit te wassen”, zegt Trenning, die de sjablonen voor dat procedé maakte. “Dan is het dunner dan het water en breekt het makkelijker, was de gedachte. Maar toen bleek dat je in het uitgewassen materiaal de barsten niet ziet, hebben we het omgedraaid.” Er waren tientallen proeven met diverse hoeveelheden en formaten korrels voor nodig om een tegel te krijgen die sterk en licht genoeg was om te kunnen transporteren en te plaatsen maar tegelijk dun en zwak genoeg om onder druk te breken. De tegels zijn uiteindelijk 60 x 60 cm geworden. De rode vlakken die het land en de gebouwen uitbeelden zijn slechts 8 mm dik, de witte delen die zee en kanalen vormen zelfs maar 6,5 mm.

Slopende stappen

Hoewel breuk een must was, moesten de scherven vanwege de veiligheid en om te voorkomen dat souvenirjagers ze zouden meenemen, wel te allen tijde naast elkaar blijven liggen en aan elkaar vast blijven zitten. Over hoe ze er voor hebben gezorgd dat de brokjes bij elkaar blijven, willen de terrazzoman en de ontwerper niet veel kwijt. “Er moet wat te raden over blijven”, zegt Tomaello. “In ieder geval is het uitgangspunt voor dit project altijd geweest om zoveel mogelijk met natuurlijke materialen te werken.”
Een minstens zo lastige eis was dat het breken van de tegels goed hoorbaar moest zijn. Ook daarvoor zijn in de werkplaats heel veel monsters gesneuveld. Niet elke breuk klinkt hetzelfde en voor hun installatie hadden Studio L A en Trenning een specifiek geluid in gedachten; een korte, droge krak. “Als een breuk dof en traag klinkt, dan is dat saai”, zegt de materiaaldeskundige. “Dat zochten we niet, we wilden dat mensen er juist van zouden schrikken.” De installatie ligt in een verstilde ruimte, met alleen de vloer en een serie foto’s van een uitgestorven Venetië in coronatijd aan de muur als blikvangers. De relatief kleine foto’s zijn aan de andere zijde van waar je binnen komt, bij de uitgang van de zaal. Je moet dus over de vloer om de foto’s te kunnen bekijken of om je weg te vervolgen. Het is daardoor onvermijdelijk dat je als bezoeker van de installatie de vloer vernielt. “Het geluid van de brekende tegel moet je van je apropos brengen”, legt ze uit. “Het moet de emotie bereiken, een schuldgevoel opwekken omdat je iets kapot hebt gemaakt. Dáár gaat deze installatie over. Jij bent in de stad want jij wilt de Biënnale zien. En jouw bezoek doet iets met Venetië. We willen dat je je dat realiseert.”

Van krakken naar knisperen

Studio L A, Trenning en Tomaello zijn er goed in geslaagd om de installatie precies dat te laten doen wat de bedoeling was. Op p 22 mei was de opening van de Biënnale en de eerste tegels gingen stuk. Dat was niet alleen te horen, maar ook te voelen; als de tegel breekt, zak je een paar millimeter. Het bracht de eerste bezoekers letterlijk en figuurlijk uit balans, ze keken verschrikt om naar de ravage die ze hadden aangericht. In november, als de Biënnale zijn laatste dagen beleeft, zal dat waarschijnlijk anders zijn, dan lopen de bezoekers over een verwoest Venetië. Een ander beeld en ook een ander geluid. “Hoe het er zal uitzien weten we niet, maar ik verwacht dat het minder gaat krakken en meer knisperen”, zegt Trenning opgetogen over het welslagen.
Tomaello beleefde het succes van de opening met gemengde gevoelens. Normaal gesproken maakt zijn bedrijf immers dingen die zo lang mogelijk heel moeten blijven. “De monsters in de werkplaats kapot trappen ging op zich nog wel, je bent dan aan het testen. Maar toen de vloer daar in Venetië lag, helemaal perfect, niets beschadigd tijdens transport en het plaatsen, en hij vervolgens bewust stuk gemaakt werd, vond ik dat helemaal niets. Toen ík er overheen moest lopen wilde ik mezelf zo licht mogelijk maken.”

Twee uitersten

De opening was een jaar later dan gepland. De 17e Architectuur Biënnale zou eigenlijk in 2020 worden gehouden, maar door de corona pandemie is dat 2021 geworden. Voor Tomaello en Trenning was dat uitstel een kleine zegen, en ook voor City to Dust. “Soms ontdek je dat je op een verkeerd spoor zit en heb je tijd nodig om te switchen”, zegt Tomaello. “Het uitstel gaf ons daar de ruimte voor, en om dingen te verbeteren. City to Dust heeft nu anderhalf jaar de tijd gehad om stap voor stap te groeien.” Heel anders ging het met het tweede Biënnale project waar het Vlaardingse terrazzobedrijf voor werd benaderd: Variations on a Bird Cage.

======

Tekst: Klokhuys tekst en foto
Fotografie: Marco Cappelletti, Flavio Pescatori

Download de gratis Mebest-app