Renée de Haan

door Renée de Haan

Ooit zouden we een Jugendstil-pand kopen in Den Haag. Het was in 1901 door architect Bosboom ontworpen als woonhuis en kantoor voor eigen gebruik en het kwam op de veiling. Als monument, dus je mocht er niets, behalve alle elementen koesteren. Maar als liefhebbers van Art Nouvau was dat geen obstakel. Totdat we in de tuin stonden bij een bezichtiging. Hier kwam zelden zon, ook niet als hij scheen.

Even later kochten we een pandje uit 1902 waar na de bouw niets meer aan was gedaan . Maar met een bouwkundige als partner werd er door alle loden leidingen en gebreken heen gekeken. Als studente was het aan mij om vooral voorzichtig te gaan ontmantelen van wat niet klopte.

Platen voor alle deuren wegtrekken en daar kwamen de oorspronkelijke eiken kanjers tevoorschijn en zelfs de voordeur keerde terug als de mooiste uit de straat. Maar de grote uitdaging was het plafond. Totaal dichtgekoekt met lagen kalk en andere verfachtige substanties leek het of er ooit een lijst en een ornament had gezeten. Wat nu?

Grappig genoeg was de garage en buitenruimte onder ons verhuurd aan een stukadoor. Hij kwam elke dag zijn steigers en emmers ophalen, maar van­ ­restauratie had hij geen kaas gegeten. Verlaagd gipskartonnen plafonnetje dan maar, mevrouwtje? Ik stuc het zo af met een mooi korreltje.

Het zat me niet lekker. We hadden alles in stijl teruggebracht en zelfs de schuifdeuren met glas in lood waren nog intact gebleven. Een grote liefde moet je koesteren en niet naar je hand zetten. Er kwam een advies. Voor wat inmiddels mijn ornamentenplafond werd genoemd. Zwaar ­insmeren met behangplak en dan met een brander erop, zodat alle oude lagen ­weg­knappen. Het werkte! Tot op zekere hoogte, want sommige laagjes bleven achter en het ornament durfde ik natuurlijk niet weg te branden. Schuurtol erbij boven het hoofd en toen dat gedaan was kwam mijn lief met een speciaal mesje waar alles om de ornamenten mee werd weggekrabd. Een levenswerk voor twee maar zo mooi wat we aantroffen!

Na al die lagen verf gingen we dit alleen maar beschermen en de rest van het plafond kreeg een tint in crème zodat de sierende linten en bloemen in wit extra uitkwamen. De nieuwe eigenaren komen na dertig jaar bij ons ­buurten en vertellen: ‘Wij zijn dit paleisje nog meer gaan koesteren maar in de ­voorkamer hebben jullie het plafond verlaagd… waarom?’

Daarachter vonden we een domme rozet die na 1902 door een arme ziel is aangebracht. Valt geen eer aan te behalen. Tenzij je een vakman vindt die nog die kunst verstaat om iets met slingers en schoonheid te maken. Bij het Jachtslot op de Mookerheide liepen er een paar rond. Maar voor dat kleine Slotje in Den Haag is het al prachtig dat de tuin er kwam en de garage van die stukadoor die met pensioen ging. Omdat het beroep hem te zwaar werd. Of had hij nooit ontdekt hoe mooi zijn vak kan zijn?

Renée de Haan

Download de gratis Mebest-app