Putkalk en zand, wandplaten met verwarmingselementen erin; traditionele én moderne materialen en technieken zijn ingezet om havezate Oldengaerde in het Drentse Dwingeloo een nieuwe toekomst te geven, met behoud van het historische uiterlijk.

1717 prijkt er op de voorgevel van havezate Oldengaerde bij Dwingeloo maar het is onwaarschijnlijk dat het pand daadwerkelijk rondom dat jaar is gebouwd, zo is te lezen in ‘Er zit méér achter de voorgevel’ door Klingers Bouwhistorie & Restauratie. Volgens deze bouwhistorische beschouwing over de voorgevel van Oldengaerde te Dwingeloo is het óók voor het Drentse platteland onwaarschijnlijk dat in de tijd dat de Lodewijk XIV-stijl helemaal in was in de bouwkunst, een landhuis werd gebouwd met een classicistische gevel in pilasterstijl die al zeker een halve eeuw (zo tussen 1640 en 1670 waren de hoogtijdagen) uit de mode was. Volgens Stichting het Drentse Landschap zou de oorsprong van de havezate nog wel eens verder terug kunnen liggen dan midden 17e eeuw. De website van de huidige eigenaar van het landgoed Oldengaerde meldt dat het landhuis al werd genoemd in het begin van de 15e eeuw. Het zou dus zelfs wel eens zeshonderd jaar oud kunnen zijn.

I did it my way

Onzekerheid troef over de precieze leeftijd van Oldengaerde dus, maar vast staat wel dat het niet nog eens een paar eeuwen ouder had kunnen worden zonder een ingrijpende en deskundige restauratie. “In 25 jaar in de bouw heb ik nog nooit zoiets meegemaakt”, zegt uitvoerder Douwe Homsma van restauratie-aannemer Jurriens Noord (dochter van Friso bouw). “Binnenmuren stonden los van de buitenmuur, muren waren met draadeinden aan elkaar geplakt, er zat geen verband in.” Het bedrijf uit Groningen was door stichting Het Drentse Landschap ingeschakeld om het eens zo statige landhuis en de bijgebouwen te behoeden voor verder verval en klaar te maken voor een nieuw hoofdstuk. De dramatische bouwkundige staat had ook een zware wissel getrokken op het stucwerk aan wanden en plafonds. Aannemer en opdrachtgever klopten bij stukadoorsbedrijf Oudman uit Oostwold aan voor de restauratie dáárvan en gaven de stukadoor de ruimte om het op zijn eigen manier aan te pakken, met onder meer een zelf samengestelde mortel van kalk en zand.

Zand uit de buurt

“Bij dit soort restauraties vind ik het belangrijk om het pand goed te leren kennen”, zegt Oudman. “Ik probeer te achterhalen met wat voor materialen destijds is gewerkt, ik wil ervaren hoe het gebouw aanvoelt, waar het kouder is en waar warmer; dat soort dingen. Dan kun je oplossingen kiezen waarvan je zeker weet dat ze passen bij het huis en de situatie.”
Bij de restauratie van kerken lost hij vaak wat van de originele mortel op om te onderzoeken wat er precies inzit, welk type zand en welke korrelgrootte er destijds zijn gebruikt. Voor deze restauratie was dat niet nodig. “Je weet bij zo’n havezate uit die tijd dat de mortels met zand uit de buurt zijn gemaakt. Dat is goed genoeg om te bepalen welk zand je voor de herstelwerkzaamheden moet hebben.” In dit geval was dat gewoon metselzand met een gemiddelde korrel en vloerenzand met een grove korrel.

Brabants werk

Naast dat zand gebruikte Oudman voor de reparaties ook twee jaar oude Duitse putkalk. “Voor restauraties van kerken en gewelven maak ik ook vaak zo’n mortel. Daar weet ik goed wat het doet maar een gebouw als dit is toch anders. Vandaar dat we eerst een aantal proefvlakken hebben opgezet. Ook om te kijken welke menging het beste zou aansluiten bij het bestaande werk. Die proefvlakken hebben we een maand laten staan. Als er dan geen krimp is dan weet je dat je een goede mortel voor de situatie hebt.”
Het merendeel van de reparaties was op stenen wanden. Een uitzondering was er op de verdieping, daar was een wand met riet met houtkrullen en houtsnippers ertussen voor isolatie. Het stucwerk is aangebracht op rinkellatten. Brabants werk, noemt Oudman dat. “Er zat een gat in de wand, zodoende kon ik die opbouw zien. We hebben dat dichtgezet met Stucanet en het stucwerk aangeheeld met de kalkzandmortel.”

De look van toen

Afwerken van alle reparaties deed de restauratiestukadoor eveneens met een zelf samengestelde mix, een combinatie van 70% kalk en 30% gips. Als je wilt dat de reparaties niet te zien zijn, moeten ze niet alleen goed aansluiten zonder overgangen, ook de structuur moet overeenkomen met het oude werk. Oude pleisterlagen zijn immers over het algemeen niet heel glad en strak. Bij Oldengaerde waren ze buiten de butsen en bobbeltjes ook streperig. Door een blokkwast over de nog natte pleisterlaag te halen, zorgde Oudman ervoor dat zijn reparatiewerk er net zo’n uiterlijk kreeg. Die truc paste hij ook toe op wanden die volledig nieuw zijn. Daar zijn er verschillende van, een aantal daarvan bevat zelfs platen met ingefreesde verwarmingselementen. “Hoe goed je ook restaureert en bouwkundige zaken herstelt, het blijft een oud gebouw”, zegt Oudman. “Het beste dat je kunt doen voor behoud is zorgen dat temperatuur en luchtvochtigheid constant blijven.” Daar moet de wandverwarming voor zorgen. De hoofdverwarming bestaat uit radiatoren maar omdat het pand niet permanent bewoond wordt, staan die niet altijd aan.
Hoewel de wandverwarming voor een constante temperatuur van een graad of 15 zorgt, verwerkte de stukadoor toch wapening in de één centimeter dikke laag gips die hij op de platen aanbracht. “Voor de zekerheid, om eventuele thermische spanningen op te vangen.” Door ook deze wanden met kalk, gips en blokkwast af te werken, en geen hoekstrips te gebruiken maar uit de hand te stukadoren, vallen ze nauwelijks op naast het bestaande werk.

Geen nee tegen nieuw werk

Niet na te bootsen met nieuw werk was een wand met diverse eeuwen op de teller waar alleen de vertinlaag nog op zat. Hij hoort bij het gedeelte waar de voormalige eigenaren nog gebruik van maken. Dat oude verweerde uiterlijk wilden ze graag behouden. Een beetje opknappen was echter wel gewenst. “Die wand hebben we gekaleid met de kalkzandmortel die we daar flink voor hebben verdund’, zegt Oudman. “Hij is dus opgefrist maar nog steeds erg onvlak, en dat past weer mooi bij de oude houten deurposten en plinten met al hun butsen. Het vertelt het verhaal van zo’n gebouw; als je alles netjes vlak en strak maakt, dan is dat weg.”
Vlakbij die verweerde wand zijn appartementen gemaakt die worden verhuurd door Buitenleven Vakanties. De ruimtes en de voorzieningen als sanitair zijn spiksplinternieuw maar aan de afwerking van de gipsplaatwanden is dat niet te zien. Ook die zijn afgewerkt door Oudman. “Ik ben restauratiestukadoor maar als je in zo’n project wordt gevraagd om ook wat nieuw stucwerk te doen dan zeg je geen nee. Voor de uitvoerder waar we heel prettig mee werkten, was het fijn om niet nog een andere partij te hoeven aansturen. En wij wilden zelf graag dat het qua uitstraling goed zou passen bij het oude werk en de gerestaureerde delen. Daarom hebben we die afwerking ook met de schilder besproken. Als wij zorgen dat het dat authentieke streperige uiterlijk heeft dan wil je natuurlijk niet dat de schilder er vervolgens met de roller overheen gaat.”

Optillen en fixeren

Oudman, die bij het werk hulp kreeg van ondermeer meester restauratiestukadoor Rene van Olphen uit Nijverdal, herstelde ook nog een aantal plafonds. In het trappenhuis was het plafond op riet er slecht aan toe; het was verzakt en gescheurd. “We hebben het opgetild en gefixeerd met ringen en schroeven in de raggels. Lijstjes die gescheurd waren hebben we netjes dichtgemaakt; je ziet niets meer van de schades.” Als vanouds is het plafond echter niet, het middenornament dat ook behoorlijk beschadigd was, is niet meer teruggeplaatst.
In de stijlkamer, een ruimte die ook nog door de vroegere bewoners wordt gebruikt, is het middenornament wel blijven hangen. Daaromheen is de pleisterlaag volledig verwijderd en vernieuwd. “De rieten pleisterdrager was hier echt slecht”, zegt Oudman. “We hebben die ook vastgezet met schroeven en ringen en vervolgens met gips een nieuw stuclaag gemaakt. Er zit nu gaas in; daar gebeurt de komende vijftig jaar niets meer mee.”
In een van de zijkamers die Het Drentse Landschap zelf in gebruik heeft, wachtte de stukadoor een andere uitdaging. Een zware muur in de kamer erboven had het plafond een eind naar beneden gedrukt. Dat deel heeft Oudman helemaal moeten verwijderen, inclusief lijsten en pleisterdrager. Stucanet vervangt daar het riet. Ondanks de nieuwe opbouw is het niet gelukt om de schade helemaal te herstellen, het plafond is nog zichtbaar krom. Oudman heeft wel goede hoop dat het niet erger wordt. “We hebben hier ook het oude gedeelte vastgezet met ringen en de oude muur is vervangen door een lichtgewicht wand.”

Lof voor lef

De stukadoor uit Oostwold kijkt met een goed gevoel terug op het project. “Een uniek werk, denk ik. En fantastisch dat ik van opdrachtgever, aannemer en architect het vertrouwen kreeg om het op mijn manier te doen. Daar is lef voor nodig want met traditionele mortels hebben ze vaak geen ervaring, die worden immers bijna nooit meer gebruikt. Daarom worden vaak kant en klare producten voorgeschreven. Eigenlijk is dat gek want de restauratie van bijvoorbeeld een bewerkt kozijn of een monumentale trap doe je ook niet met een stuk vurenhout. Maar om de een of andere reden wordt daar met stucwerk anders naar gekeken. Hier gelukkig niet!”

=====

Tekst: Klokhuys tekst en foto
Fotografie: Klokhuys tekst en foto, Daniël Oudman

Download de gratis Mebest-app