Je kunt het nodige aanmerken op de voorzetwanden-en-verlaagde-plafonds-trend van de vorige eeuw. Dat het een gemakzuchtige en vaak minder fraaie manier was om problemen op te lossen bijvoorbeeld. Maar het levert wel regelmatig verrassingen op waar het hart van de stucliefhebber sneller van gaat kloppen. Zoals de fenomenale stucmarmerwanden in dit Amsterdamse grachtenpand. Een schat die het dubbel en dwars waard was om blootgelegd, onderzocht, hersteld en getoond te worden.

Tekst en fotografie: Klokhuys tekst en foto

Spruitjes of stucmarmer?

Restaureren van een Amsterdams grachtenpand uit de tweede helft van de 17e eeuw kan een interessante opgave zijn. Probeer je te achterhalen wat de originele staat was en breng je die zo goed als mogelijk terug? Of kan ook de situatie van drie eeuwen later leidend zijn? Dat laatste had niet bepaald de voorkeur van de nieuwe eigenaren en hun architect Wolbert Vroom, ze hadden niets op met de ‘De Avonden’-achtige sfeer in één van de kamers. Liefst zouden ze de lelijke saaie jaren vijftig wandbetimmering slopen. Het woonhuis is echter een Rijksmonument en dan zijn niet alle keuzes zelf te maken; ze waren er allerminst zeker van dat de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed zou instemmen met hun plannen. Tot duidelijk werd wat er zich áchter die betimmering bevond. “In eerste instantie dachten ze dat ze op een geschilderde marmerimitatie waren gestuit, dat zit immers ook op de wand van het trappenhuis”, zegt Barry Zardoni. De restauratiestukadoor was gevraagd naar de herstelmogelijkheden van het gedecoreerde stucplafond in de bewuste kamer. En of hij wellicht ook iets kon zeggen over die wandafwerking achter de betimmering. Zardoni wist meteen dat het niet om schilderwerk ging. “Dat heeft vrijwel geen dikte, ligt echt óp de ondergrond. Doordat er stukken uit de afwerking waren kon ik zien dat die ruimschoots een halve centimeter dik was en de toplaag door en door gekleurd. Geen twijfel mogelijk: stucmarmer!” De ontdekking leverde enthousiaste reacties op van zowel de bewoners als de Rijksdienst; net als het plafond moest ook dit stucwerk hersteld worden. Een inschatting maken van tijd en kosten van het herstelwerk van de verrassing kon Zardoni niet. “Dit stucmarmer is zo uniek, de restauratie zulk specialistisch werk. Je moet de juiste kleuren bij elkaar zoeken en je hebt geen flauw idee of die pigmenten er nog zijn, om maar een voorbeeld te noemen. Met wat je kunt vinden moet je heel veel testjes maken om tot de juiste tinten te komen. Het is gewoon vooraf niet in te schatten hoeveel tijd daar in gaat zitten.”

Voor het opgemaakte artikel met alle foto’s kunt u Mebest 2020-6 bekijken. Download de pdf met de button hieronder of bekijk online de digitale bladerversie.

Slachtoffer van verbergwoede

Voor de restauratie van het plafond kon Zardoni, die dat deel van de restauratie samen met vakgenoot Björn Fleuren uitvoerde, wel een goede inschatting maken. “De kooflijsten, ornamenten en perklijsten waren behoorlijk dichtgeverfd. Na wat proefjes bleek schoonmaken met ecologische afbijt en stoom het best en snelst te werken. Door een deel van het plafond te doen kon ik goed bepalen hoeveel tijd we aan het geheel kwijt zouden zijn.”
In het vlakke middenstuk zaten wat scheuren. De stukadoors verwijderden het pleisterwerk van dat vak, fixeerden het plafond met rvs schroeven en ringen en brachten een nieuwe pleisterlaag aan. “Puur preventie, je wilt niet dat er over twintig jaar weer scheuren in zitten”, aldus Zardoni over dat werk. Dat de pleisterlaag helemaal nieuw is, is volgens de restauratiestukadoor geen bezwaar. “Ik heb de originele rieten pleisterdrager en de raaplaag laten zitten.”
De meeste schade zat aan de kapiteeltjes van de tientallen pilasters. Om destijds de betimmering zo strak mogelijk tegen de wand aan te kunnen zetten, waren alle hoekstukjes eraf gehakt. Die hebben de stukadoors allemaal hersteld. De lijsten en ornamenten hadden aanzienlijk minder te lijden gehad van de verbergwoede in de vorige eeuw. Hier en daar moesten er wat stukjes aangeheeld worden maar over het algemeen volstond schoonmaken. Bij dat werk ontdekten de stukadoors dat het deels gietwerk was en deels boetseerwerk. “Af en toe kwam er een acanthusblad los, dan konden we zien dat er een strootje in zat”, legt Zardoni uit. “Dat gebruikten stukadoors vroeger als wapening in zo’n gegoten stukje. Ze waren ook stuk voor stuk identiek. De bloemenpartijen en de vogels niet, die waren allemaal verschillend. Met de hand gemodelleerd dus. Bij sommige stukken zagen we ook nog de houtskooltekening die de stukadoor destijds op het plafond had gemaakt.”

Spikkels voor gevorderden

Het plafond en de pilasters vormden geen grote uitdaging voor Zardoni die al restauratiestukadoor is sinds hij zo’n 25 jaar geleden bij Teun Blijenbergs Rescura zijn eerste schreden in het vak zette. De restauratie van het stucmarmer was dat wel. Hij had het wel eens eerder gedaan maar nog nooit met stucmarmer als dit. Vooral de vijf blauwe panelen waren een uitdaging. Ze hebben verschillende tinten diepblauw lapis lazuli en er zitten lichte aders in van verschillende diktes en eveneens verschillende tinten. En dan zijn er nog al die gele spikkeltjes waardoor ze doen denken aan luchtfoto’s van de aarde bij nacht. “Dit had ik echt nog nooit gezien”, zegt Zardoni. “Ik heb in Nederland wel lessen gehad in stucmarmer maar vergeleken met dit werk was dat min of meer de basis. Voor deze klus had ik meer kennis over stucmarmer nodig. Hoe maak je dit? Hoe krijg je die gele spikkeltjes er in, en vooral: hoe krijg je ze zo goed verdeeld?” Met een aantal collega’s die hij kent van de vakgroep restauratie trok hij richting Rome voor bijscholing door Maurizio Feliciano, een stucmarmermeester die over de hele wereld werkt. Zelfs hij was onder de indruk van die donkerblauwe panelen. Maar hij kon de stukadoors wel de speciale techniek bijbrengen die er destijds voor was gebruikt.

Nieuw maken is makkelijker

Die techniek houdt Zardoni liever voor zichzelf maar hij legt wel in vogelvlucht uit hoe ‘gewoon’ stucmarmer wordt gemaakt. “De basis is alabastergips, al wordt er tegenwoordig ook wel met gewoon modelgips gewerkt. Dat meng je met gekookte beenderlijm en water. Met de verhouding kun je de verwerkingstijd sturen. Je kneedt het en maakt er een soort deeg van. Dat verdeel je in een aantal ‘broodjes’ die je met pigment op kleur brengt. Door plakken van die broodjes te snijden en die samen te voegen, krijg je de verschillende tinten die je in marmer ziet. De aderen maak je door op de plakken wat droge pigment te strooien of juist een nat gipspapje te gieten voor je ze samenvoegt. Van die gemengde broodjes snijd je weer plakken en daar maak je dan met een beetje puzzelen een oppervlak mee dat er uitziet als marmer.” Als je de techniek beheerst is dat relatief eenvoudig. Eenvoudiger in ieder geval dan bestaand werk restaureren, aldus Zardoni. “Hier moest ik zorgen dat de kleuren precies aansloten op het bestaande werk en dat de aderen en strepen goed doorliepen in mijn reparaties. Dan moet je dus heel goed kijken naar het origineel, naar de kleuren en de tinten die er inzitten en naar hoe de aderen lopen. Dat moet je dan precies namaken met je broodjes.” Helemaal opnieuw maken was vele malen gemakkelijker geweest maar niet echt een optie uiteraard. De hoeveelheid schade viel gelukkig ook mee, vooral in de ingewikkelde blauwe vlakken ging het om wat scheuren en hier en daar enkele spijkergaten van de betimmering. De meeste schade zat in het eenvoudiger roze en gele stucmarmer van de schouw en in de vlakken tussen de panelen; een mengeling van onder meer lichtbruin, geel, oker en donkerrood. “Ik denk dat er in totaal hooguit 10 tot 15 % schade in zat”, schat Zardoni in.

Schuren en poetsen

De restauratiestukadoor maakte de nieuwe stucmarmer op traditionele wijze, dus met alabastergips en beenderlijm, die hij zelf ter plekke kookte. Die lijm is niet alleen nodig om het materiaal voldoende verwerkingstijd te geven, het is ook belangrijk voor de glans van de afwerking. Die is het resultaat van een intensieve nabehandeling van het oppervlak. “We wilden de gerestaureerde delen zo min mogelijk laten opvallen”, zegt Zardoni, die bij de restauratie werd geholpen door collega Ton Steenks. “Daarvoor heb ik het bestaande werk schoongemaakt en opgeruwd tot het net zo’n structuur had als het nieuwe werk. Dan konden we het hele oppervlak op dezelfde manier nabehandelen.” Dat deel van het werk begint met een herhaling van gaatjes opvullen en schuren. Acht schuurgangen waren er nodig, tot en met korrel 2000. Daarna politoerde Zardoni, alsof het om tadelakt ging, het oppervlak met een steentje. Vervolgens zette hij het oppervlak in de olie om de kleur op te halen en bracht hij nog een laag was aan; een combinatie van bijenwas, carnaubawas en terpentijn in een specifieke mengverhouding. Een paar keer oppoetsen en boenen met wol leverde uiteindelijk een zeer exclusief hoogglanzend eindresultaat op dat er uitziet als compleet nieuw stucmarmer.

Opdrachtgever: particulier
Architect: Architectenbureau Vroom, Amsterdam
Aannemer: Leguit & Roos Aannemersbedrijf B.V., Monnickendam
Interieuradvies: Pierre Grové, Amsterdam
Restauratiestukadoor: Stucadoorsbedrijf Zardoni, Den Haag

Tijdreis

De bijzondere wandafwerking roept vragen op. Waarom zo’n enorme rijkdom aan stucmarmer in een voor de grachtengordel relatief eenvoudig woonhuis? En ook de stucdecoraties van het plafond zetten aan tot nadenken. Daar zitten elementen uit de gotiek in maar tevens kenmerken van andere stijlen. “Ook dingen die je normaal gesproken niet bij elkaar ziet”, zegt Zardoni. “De acanthusbladeren zijn heel normaal maar niet in combinatie met de palmetten in de kapiteeltjes van de pilasters. Sowieso ben ik palmetten in kapitelen nog niet vaak tegengekomen. Het lijkt wel alsof deze stukadoor destijds alles uit de kast heeft getrokken wat hij kon, alsof het een showroom was!” En waarschijnlijk is het dat ook geweest. Op verzoek van Zardoni is Gerhard Geerken in de stucgeschiedenis gedoken. Geerken heeft eerder onderzoek gedaan naar de opvallende trek van vele Duitse stukadoors uit de regio Oldenburg naar Nederland, in de periode na de Gouden Eeuw. Eén van die stukadoors, zo ontdekte Geerken, was Hein Martens, in 1767 geboren in Oldenburg. Zijn zoon Johan werd in 1803 in Amsterdam geboren en zette daar het bedrijf van zijn vader voort na diens dood. Geerkens onderzoek leverde ook op dat gestileerde palmetten zoals in de kapiteeltjes, ook veelvuldig werden gebruikt door de Duitse stukadoor J.E. Martens, een volle neef van Johan. De twee neven volgden in dezelfde periode, 1822 tot 1826, de opleiding aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunst in Amsterdam. Ook werkten ze samen aan de stucdecoraties van gebouwen in de hoofdstad als Odeon (1838), Frascati (1842) en de Beurs van Zocher (1845). In die periode groeide niet alleen voor dergelijke gebouwen de vraag naar stucdecoraties; ook de gegoede burgerij, die onder meer in de grachtenpanden woonde, was geïnteresseerd in mooi stucwerk voor hun woningen. Johan zelf woonde ook in zo’n grachtenpand, bracht het onderzoek eveneens boven water. Inderdaad het pand waar Barry Zardoni de bijzondere restauratie uitvoerde. Het is dus zeker niet ondenkbaar dat stukadoor Johan Martens de bewuste kamer destijds heeft ingericht als toonzaal om zijn kunnen aan potentiële klanten te tonen.

Download de gratis Mebest-app