Het is verrassend hoe relatief kleine onderdelen veel kunnen zeggen over een restauratie. De vroegere ENKA-fabriek had maar liefst 180.000 m2 aan gebouwen maar het zijn de twee trappenhuizen van de voormalige kantine die alles zeggen over de beleving van de betrokken partijen.
Tekst en fotografie: Klokhuys tekst en foto
Wonen tussen heden en verleden
Ede was een bescheiden plaatsje toen J.C. Hartogs er in 1922 de ENKA-fabriek bouwde. Het was een uitbreiding van de Nederlandse Kunstzijdefabriek die hij zo’n tien jaar eerder in Arnhem was gestart. De keuze voor Ede had een enorme impact op de plaats. Binnen tien jaar was de ENKA-fabriek de grootste fabriek van Nederland. 6.000 mensen werkten er; net zoveel als er in Ede woonden toen ENKA daar neerstreek. Mede door de komst van de fabriek is de gemeente uitgegroeid tot een plaats met bijna 120.000 inwoners, volgens cijfers van 2020. Een flink deel daarvan bestaat uit jongeren en gezinnen met kinderen. Dat vraagt om voldoende eengezinswoningen. Gelukkig voor Ede is er wel wat ruimte voor nieuwbouw. Doordat de behoefte aan kunstzijde verdween, werd begin deze eeuw de ENKA-fabriek gesloten. In de jaren erna werden plannen ontwikkeld om op het 40 hectare grote fabrieksterrein zo’n 1.400 á 1.500 woningen te bouwen. Natuurlijk moesten dan wel de oude fabrieksgebouwen het veld ruimen. Niet allemaal uiteraard, want de fabriek maakt een zeer belangrijk deel uit van de geschiedenis van Ede en dat moet bewaard blijven. Daarnaast was een aantal gebouwen tot Rijksmonument bestempeld. Ontwikkelaar Grondbank, de gemeente Ede, provincie Gelderland, de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en voorzitter BOEi bepaalden in overleg welke onderdelen van de oude fabriek moesten blijven staan. BOEi verwerft cultureel erfgoed – geen woningen maar vooral kerken, militair en industrieel erfgoed – restaureert het, geeft het een nieuwe bestemming en exploiteert het.
Markante kantine
Het aantal ENKA-gebouwen dat werd uitgekozen voor behoud en dat door BOEi is aangekocht, is niet groot. De Westhal, het Poortgebouw, de Zoutloods, het Kantinegebouw en twee schoorstenen beslaan samen 18.000 m2 en dat is een tiende van het totaal aan oude ENKA-gebouwen. Maar het zijn wel kenmerkende en belangrijke gebouwen. Het Kantinegebouw is volgens Han Wartna, ontwikkelingsmanager bij BOEi, zelfs één van de hoogtepunten. Niet alleen omdat het, gebouwd in 1952, een van de laatste gebouwen was die aan de ENKA-fabriek zijn toegevoegd maar ook omdat het heel typerend is voor het paternalistisch geleide bedrijf. “Eigenaar Hartogs was vrij vooruitstrevend met zijn fabriek” zegt Wartna. “Gastarbeiders werden welkom geheten, hun kinderen kregen een studiebeurs om Nederlands te leren en verder te studeren, hij richtte een busmaatschappij op om zijn personeel van en naar huis en station te kunnen vervoeren en ga zo maar door. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is een deel van de fabriek verwoest, onder meer de verspreid liggende kantines en de kleedruimtes voor het personeel. Hartogs wilde op een centraal punt een nieuw ruim en licht gebouw voor het gehele personeel om de verschrikkingen van de oorlog te helpen verwerken en vergeten. Fabriekspersoneel kon zich wassen, douchen en omkleden in het souterrain en op de eerste verdieping van het nieuwe gebouw. Op de laag daarboven was de kantine; dag en nacht geopend en bestemd voor het voltallige ENKA-personeel.”
Ook bouwkundig is de Kantine waardevol. “Het is eigenlijk vroegtijdige prefab bouw. Architect Masselink ontwierp een modern gebouw. Het is een betonnen kolos waarvan eerst het skelet werd gebouwd en waar later geprefabriceerde gevelkozijnen in zijn gezet. In de bouwstijl vind je een mix van diverse invloeden, waaronder Art Deco.”
Passende nieuwe functie
BOEi kiest bij de herbestemming liefst voor functies die bij het gebouw passen. Voor de Kantine zijn dat maatschappelijke functies. WDJArchitecten uit Rotterdam maakte het ontwerp voor de benodigde transformatie van het gebouw. Een deel daarvan is al uitgevoerd, in het souterrain zit inmiddels een basisschool. “Het gebouw heeft twee vleugels die uitkwamen op productie-eenheden die er al stonden”, vertelt Wartna. “De trappenhuizen in die vleugels zijn geknipt voor een school.” Weliswaar maken de kinderen gebruik van de ingang die midden in het gebouw is gemaakt, aan het schoolplein, maar als de school straks is uitgebreid met lokalen op de eerste verdieping, dan gaat het trappenhuis wel degelijk goed gebruikt worden. Op de verdiepingen in het gebouw zijn ook nog onder meer een BSO, een kinderdagverblijf en maatschappelijke functies gepland. Zeker voor die functies leek het toch verstandig om een paar relatief grote aanpassingen te doen. In beide trappenhuizen heeft Bouwbedrijf Kreeft, dat voor de restauratie van het Kantinegebouw werd ingeschakeld, een lift gemaakt. Kreeft speelt een thuiswedstrijd want het bedrijf dat zich naast nieuwbouw en onderhoud onder meer richt op renovatie en herbestemming en in toenemende mate ook restauratie van panden, is gevestigd in Ede.
Van natuursteen en terrazzo
“Uiteraard hebben we de trappenhuizen meteen helemaal aangepakt, dat wil je niet doen als het gebouw volledig in gebruik is”, zegt Richard Koevoet, projectleider bij het bouwbedrijf. Elk trappenhuis bevatte twee souterrainvloeren, vier bordessen, twee brede trappen in het midden en vier smallere trappen aan de zijkanten. De treden en bordessen van de trappen waren met een rubberachtig materiaal bekleed. Aanvankelijk was het idee om dat te verwijderen en te vervangen door een andere afwerking maar al snel kwam de bouwer erachter dat het historisch gezien interessanter zou kunnen zijn om het zonder nieuwe afwerking te doen en de trap in oude staat terug te brengen. Voor de liften werd in beide trappenhuizen aan een zijde de trap weggehaald. Kreeft demonteerde de treden netjes zodat ze konden worden hergebruikt voor de keldertrap. “Toen kwam ik erachter dat het prefab treden waren die met een mortel waren bezet. We hebben aan Marco gevraagd of hij de trappen en de bordessen helemaal schoon kon maken.” Koevoet doelt op Marco Maarschalkerweerd van terrazzobedrijf G.J. Maarschalkerweerd. Het terrazzobedrijf uit Wijk bij Duurstede was in eerste instantie benaderd voor de restauratie van natuursteen onderdelen van de trappen. “Ik ben naast terrazzowerker ook steenhouwer”, legt Maarschalkerweerd de opvallende keuze uit. “Mijn basisopleiding heb ik bij Buddingh Natuursteen in Veenendaal gedaan en dat was het bedrijf dat Kreeft in eerste instantie benaderde voor het werk. Maar omdat zij tegenwoordig vooral in de werkplaats werken en niet veel meer op locatie en we nog altijd goed contact hebben, verwezen ze Kreeft door naar mij.” Zijdelings was Buddingh nog wel betrokken bij de restauratie want Maarschalkerweerd kon gebruik maken van de werkplaats van het natuursteenbedrijf in Veenendaal voor het zagen van de hardsteen. “Dat was wel erg prettig, want het is niet ver van Ede. Dat hielp mee om het project soepel en snel te laten verlopen.”
Circulaire restauratie
De restauratie van de Belgische hardsteen werd op een zo duurzaam mogelijke manier aangepakt. Vooral de afdekkers van de trapbomen waren ernstig beschadigd. Roesten van de stalen poten van de balustrades en leuningen had voor erg veel scheuren gezorgd. Daarnaast was er veel mechanische schade aan de hoekstukken. Er was geen keuze, vrijwel al die onderdelen moesten worden vervangen door nieuwe blauwe hardsteen uit de groeven van Hainaut. De brokstukken die overbleven wilde Kreeft gebruiken voor het herstel van de ernstigste scheuren in de harpstukken. Maarschalkerweerd is enthousiast over deze aanpak van de bouwer. “Ik vind dat je met restauraties zoveel mogelijk van het oude werk intact moet laten. Als dingen redelijk goed te repareren zijn waarbij het voor het oog vrijwel niet zichtbaar is, dan moet je daar voor kiezen. Dus scheuren waar dat bij kon hebben we gevuld met een tweecomponentenlijm op kleur. En dat we bij schades die we niet op die manier konden herstellen, restanten van de oude afdekkers konden gebruiken om in te boeten is natuurlijk prachtig.”
Donortegels gezocht
Het herstel van de terrazzo onderdelen werd met dezelfde circulaire gedachte benaderd. De betonnen bordessen waren destijds voorzien van prefab gemaakte terrazzo tegels. Een aantal daarvan was gebroken en kon niet worden gerepareerd. Nieuwe tegels maken had gekund; volgens Maarschalkerweerd waren ze gemaakt met een cement met groene pigment en een steen die het midden houdt tussen de donkergrijze grigio carnico en een blauwzwarte marmer. “De juiste steen is vaak wel te vinden maar er hangt wel een prijskaartje aan”, zegt hij. Nieuw maken paste ook hier niet in de aanpak die Kreeft voor ogen had. Het bouwbedrijf wilde eveneens voor dit onderdeel zoveel mogelijk materiaal uit het gebouw hergebruiken. “Om dat te kunnen doen hebben we bij de deuren waar de velden met de inloopmatten liggen, twee aansluitende banen tegels weg gehaald”, zegt Koevoet. “Zo konden we grotere matten kwijt, wat praktischer is, én hadden we goede tegels om de beschadigde exemplaren mee te vervangen.” Het was krap aan, de laatste kapotte tegel is vervangen door twee halve tegels.
Afwijkende afwerking
Het schoonmaken van de tegels en de traptreden was een stuk lastiger. Met de rubberachtige afwerking, lijm en egaline had Maarschalkerweerd drie verschillende materialen die verwijderd moesten worden. “Voor elk materiaal heb je een andere schuurschijf nodig en vooraf weet je niet welke het beste werkt. Dat is dus veel uitproberen en vervolgens heel veel en heel lang schuren.”
En daarmee was het werk nog niet gedaan. Normaal gesproken wordt terrazzo na het schuren gepolijst maar dat bleek hier niet te zijn gebeurd. Waarschijnlijk om het antislip te maken was alles destijds uitgewassen, de tegels wat meer dan de treden. Om het geheel weer zo veel mogelijk naar die oude staat terug te brengen, heeft Maarschalkerweerd na het schuren alle terrazzo gezandstraald. “Het is een bewerking die je bij terrazzo eigenlijk niet veel tegenkomt, het is meer iets voor natuursteen”, zegt hij.
Complimenten van BOEi
De ontwikkelingsmanager van BOEi is erg blij met het eindresultaat. “Het terrazzo in de trappenhuizen was een verrassing. We hadden het niet verwacht maar toen we doorhadden wat het was, wilden we het graag zo goed mogelijk in de originele staat teruggebracht hebben. Ook gestraald dus, want het moet wel passen bij de nieuwe bestemming die we aan het gebouw wilden geven; en gladde oppervlakken doen dat niet.” Wartna is ook zeer te spreken over de aanpak van bouwbedrijf Kreeft en terrazzo- en natuursteenvakman Marco Maarschalkerweerd. Dat de aanpak niet altijd een esthetisch resultaat opleverde, zoals de ene beschadigde tegel die is vervangen door twee halve tegels, vindt hij geen probleem. “Het is helemaal niet erg dat je kunt zien dat dat zo is opgelost”, zegt hij. “Je kunt het toch nooit precies terugbrengen naar hoe het was. Dan kun je het beter zo doen dan nieuw maken. Helaas is dat nog niet ingedaald bij iedereen die bij restauraties is betrokken. Dít is echt de manier waarop je zo’n opgave moet aanpakken.”
Kantinegebouw ENKA
Opdrachtgever: BOEi, Amersfoort
Architect: WDJArchitecten, Rotterdam
Aannemer: Bouwbedrijf Kreeft, Ede
Restauratie terrazzo en natuursteen: G.J. Maarschalkerweerd, Wijk bij Duurstede
Voor het opgemaakte artikel met alle foto’s kunt u Mebest 2021-1 bekijken.